Isaiah 40:19-20
De nietigheid van een afgod
Nadat Jesaja de nietigheid van alle menselijke kunnen en kennen in het licht van Gods almacht en alwetendheid heeft aangetoond, drijft hij op bijtende toon de spot met de afgoden (Js 40:19-20). Hij stort zijn sarcasme uit over de afgodenmakers en de afgodenaanbidders. Hij laat zien hoe dwaas het is, iets uit de schepping als god te vereren. Hij beschrijft twee afgoden. De ene afgod wordt door een vakman uit metaal gegoten en met goud overtrokken en met zilver versierd. De andere afgod is van een arme man die met een stuk hout naar een vakman gaat om er een afgod van te maken die niet wankelt. Beide afgodendienaars gebruiken materiaal dat God heeft geschapen en beide afgoden worden gemaakt door mensen met bekwaamheden die God hun heeft verleend. God is de Schepper van alle dingen en alle mensen en daarom met niemand te vergelijken! Het is toch de dwaasheid ten top als nietige schepselen menen de eeuwige God te kunnen formeren?
Copyright information for
DutKingComments