‏ Isaiah 66:10-12

Een nieuwe geboorte en vreugde

Met de wederkomst van Christus worden de heidenvolken geoordeeld en wordt het gelovig overblijfsel van Israël verlost. Het wordt nu tijd dat de Persoon van Christus voor het volk geopenbaard wordt.

Met het oog hierop wordt in Js 66:7 melding gemaakt van de toekomstige tijd van benauwdheid van Jakob – “weeën” over het volk door de antichrist – en het feit van de komst van Christus in het vlees. Deze ervaring van het volk staat tegenover de omstandigheden bij een natuurlijke geboorte. Daar komen eerst de weeën en vervolgens de geboorte. Hier wordt de volgorde omgedraaid en dat lokt de vraag van Js 66:8 uit.

Er bestaat een duidelijk verband met de eerste verzen van Openbaring 12 (Op 12:1-6). Daar wordt het volk als vrouw voorgesteld en wordt gezegd dat het een mannelijk Kind heeft gebaard. Dat ziet op de Heer Jezus. De Romeinse macht heeft, onder inspiratie van de satan, klaargestaan om het Kind te verslinden, zoals in Openbaring 12 staat (Op 12:4), en daarmee vervuld wat daar staat. Herodes zou het Kind hebben gedood, zodra de vrouw het gebaard had, als hij daartoe in staat was geweest. Maar het mannelijke Kind werd weggerukt naar God en Zijn troon. Dit ziet op de geboorte, de dood, de opstanding en hemelvaart van Christus, die al hebben plaatsgevonden.

De dood en opstanding van Christus worden hier overgeslagen. De hemelvaart is het gevolg van de verwerping van Christus door het volk Israël. Het volk heeft dus al eerder kennis gemaakt met Christus. Het tijdperk van het christendom is in het Oude Testament een verborgenheid en wordt hier daarom overgeslagen. De grote verdrukking is nog toekomst en wordt hier voorgesteld als direct volgend op de verwerping van Christus. Dit verklaart de omkering van de natuurlijke volgorde van de omstandigheden van de geboorte zoals Jesaja die voorstelt, dat de geboorte er is voordat de weeën komen.

De volgende vragen in Js 66:8 wijzen op het gevolg en de uitkomst van de barensweeën van het volk. Op die twee vragen moet een positief antwoord volgen, terwijl op de eerste twee vragen een ontkennend antwoord moet volgen. Het antwoord wordt aan het eind van het vers gegeven. Dan is er wel sprake van eerst geboorteweeën en dan de geboorte. Dat is een verschil met het voorgaande, waar het over Christus ging. In overeenstemming met weeën en geboorte zien we dat het resultaat van de grote verdrukking is: Gods aardse volk als een natie in vrede, blijdschap en gerechtigheid onder de machtige hand van zijn Messias en Bevrijder.

Daarom wordt dit tijdperk door de Heer Jezus “de wedergeboorte” (Mt 19:28) genoemd. Het gaat niet om het nationale herstel van het volk Israël, maar om het geestelijk herstel van dit volk. Het volk moet onderscheiden worden van “het jongetje” in Js 66:7.

Samengevat vinden we hier twee geboorten en één geboortewee. De eerste geboorte is die van Christus en de tweede die van het gelovig overblijfsel. Tussen deze twee geboorten vinden we de ene geboortewee, dat is de grote verdrukking. De periode van tweeduizend jaar tussen de hemelvaart van Christus en de grote verdrukking wordt hier niet meegerekend.

Js 66:9 geeft de zekerheid dat de HEERE Zijn werk zal afmaken. Na de geboortewee zal de geboorte volgen. Hij zal de geboorte van het volk volledig tot stand brengen. Met het oog op die geboorte die plaatsvindt als Hij Zijn volk bevrijdt uit hun tijd van ongekende verdrukking, volgt er een oproep van de HEERE aan allen die zich in Hem en Zijn voornemen verheugen. Allen die Zijn aardse volk liefhebben, mogen zich met Jeruzalem verheugen en zich over haar verheugen (Js 66:10). Zij die treurden over haar ellendige, van kinderen beroofde toestand, worden uitgenodigd zich met haar te verheugen. Zij die zo met haar begaan zijn in de komende tijd, zullen het voordeel daarvan hebben, wanneer zij op aarde gevestigd is.

In Js 66:11 wordt Jeruzalem voorgesteld als een moeder die kinderen voortbrengt en hun persoonlijk voeding toedient. Daarbij blijft er genoeg over voor anderen, zodat zij ook een bron van zegen is voor allen buiten Jeruzalem die naar haar toe komen. Zij is niet zelf de bron van zegen, maar ontleent alle zegen aan de HEERE.

Jeruzalem, bron van troost en groei

De HEERE verklaart dat Hij haar de vrede zal doen toestromen als een rivier (Js 66:12). Israël zal de rijkdom van de heidenen ontvangen die met de grootste toewijding en opmerkzaamheid voor het volk zullen zorgen (vgl. Js 49:23; Js 60:4). Jeruzalem is door de koning van het noorden verwoest, maar nu komt de Heer Jezus met het gelovig overblijfsel naar Jeruzalem. Daarmee begint het herstel van het land, de volle vervulling van het jubeljaar (Lv 25:8-13), of de “tijden van [de] herstelling van alle dingen” (Hd 3:21).

In Js 66:13 verklaart de HEERE hoe Hij Zelf met moederlijke zorg Zijn volk zal verzorgen in Jeruzalem. God is vader en moeder tegelijk. Het resultaat van die zorg is dat hun hart zich zal verheugen en hun gebeente (lichaam) zal gedijen als jong gras (Js 66:14). Dit is een levendige beschrijving van de welvarende toestand van Israël als de HEERE over de aarde regeert. Het is een toestand van volkomen vrede (Js 32:17-18).

Het laatste gedeelte van Js 66:14 maakt duidelijk dat geen macht van de vijand deze vrede zal kunnen bedreigen, want Zijn toorn is openbaar over Zijn vijanden.

Copyright information for DutKingComments