Jeremiah 38:28

Vragen van de vorsten

Als Jeremia is uitgesproken, zegt Zedekia tegen hem dat hij er met niemand over mag spreken (Jr 38:24). Als Jeremia zich daaraan houdt, zal hij niet sterven. De zwakkeling laat de gelegenheid aan zich voorbijgaan om gered te worden en om de stad te redden. Het enige waarvoor hij benauwd is, zijn de mensen die hem omringen (Jr 38:25). Van die kant voorziet hij problemen en daar wil hij zich tegen indekken. Dat hij met de eeuwige God te maken heeft, daaraan gaat hij voorbij. Hij kent zijn vorsten en weet dat ze Jeremia zullen vragen wat hij met hem heeft besproken. Ze zullen Jeremia met de dood bedreigen als hij het niet vertelt.

Zedekia legt Jeremia in de mond wat hij de vorsten moet antwoorden (Jr 38:26). Het enige wat hij tegen de vorsten moet zeggen, is dat hij heeft gevraagd om niet meer naar het huis van Jonathan te moeten om daar te sterven. Dat heeft Jeremia ook gevraagd, zij het niet in dit maar in hun eerste onderhoud (Jr 37:20). Zedekia heeft de actie van de vorsten juist ingeschat. Ze komen naar Jeremia en ondervragen hem naar het onderhoud dat hij met Zedekia heeft gehad (Jr 38:27). Jeremia antwoordt met de woorden die de koning tegen hem heeft gezegd. Daarmee zijn de vorsten tevredengesteld en ze laten Jeremia met rust. De rest van zijn dagen verblijft Jeremia op het binnenplein tot de dag dat Jeruzalem wordt ingenomen (Jr 38:28).

De zin “hij was er [nog] toen Jeruzalem werd ingenomen”, is meer dan een herhaling van de vorige zin. Het laat zien dat hij nog leeft, wat een bewijs is van de trouw van God voor hem. God bewijst dat hij hen bewaart die op Zijn toezegging van bewaring vertrouwen en aan Zijn Woord gehoorzaam zijn. Niet iedere gelovige krijgt de toezegging dat hij wordt bewaard voor ziekte of dood. Iedere gelovige krijgt wel de toezegging van de Heer dat Hij het vertrouwen op Hem niet zal beschamen.

Copyright information for DutKingComments