Jeremiah 38:6

Jeremia in de put

Zedekia, als altijd een slappeling, geeft Jeremia over in de handen van deze lieden, zonder dat enige vergrijp door hem is gepleegd (Jr 38:5). Zedekia levert hem onschuldig over in de handen van moordenaars. Hij erkent tegenover hen dat hij, de koning, in hun macht is. Hij is een machteloze stropop. Het maakt hem niet minder schuldig, net zomin als later Pilatus, die ook toegeeft omdat hij in de macht van het volk is.

De moordenaars zijn ook folteraars. Ze werpen Jeremia in de put, maar doen dat op zo’n manier dat hij een langzame dood zal sterven (Jr 38:6). In volkomen en welhaast tastbare duisternis zakt Jeremia langzaam weg in het slijk. Hij zal zich doodstil hebben gehouden om het proces van wegzakken niet te versnellen. Dit moet een enorme psychische foltering voor hem zijn geweest. Hoe langzaam het ook gaat, hij weet dat de dood nadert. De dood zal sneller komen als hij niet staande blijft en door vermoeidheid en slaap wordt overmand.

Jeremia is ook hier weer een beeld van de ware Knecht van de HEERE, de Heer Jezus. De Heer Jezus heeft het Woord gepredikt en is daarom gehaat. Hij is door Zijn volk in een put geworpen met “bodemloze modder, waarin men niet kan staan" (Ps 69:3a). Door God is Hij ook uit de put opgetrokken (Ps 40:2-3).

Copyright information for DutKingComments