‏ Job 20:4-5

Inleiding

Zofar is aan de beurt voor een tweede toespraak. Hij is de heftigste spreker. Van de vrienden is hij degene die er het minst twijfel over laat bestaan wie hij bedoelt. Door zijn vurigheid is hij ook het eerst uitgesproken. Dit is zijn tweede en tevens laatste toespraak. De beide andere vrienden zullen Job nog een derde keer toespreken en daarna ook zwijgen.

Wat Zofar zegt, is bijna allemaal waar. Zijn grote dwaling is dat hij alles wat hij zegt, toepast op een rechtvaardige. Als we de ondertoon van zijn woorden enigszins proeven, lijkt het erop dat Zofar iemand is die spreekt vanuit het comfortabele feit dat hij zelf gezond en welvarend is en daarin, voor zichzelf, het bewijs ziet van zijn eigen goedheid en rechtvaardigheid.

Zofar maakt in zijn betoog schitterend en meesterlijk gebruik van de Hebreeuwse taal in dichtvorm, een literair hoogstandje. Des te tragischer is het dat een verkeerde boodschap op zo’n schitterende wijze verpakt en gebracht kan worden.

Hij begint met zich te verantwoorden waarom hij opnieuw met woorden ten strijde gaat (Jb 20:1-3). Vervolgens beschrijft hij met veel aandacht voor detail hoe volgens zijn theologie een goddeloze er uitziet (Jb 20:4-29).

De vreugde van de goddeloze is kort

Zofar is aan de beurt om Job te antwoorden (Jb 20:1). De snelheid en heftigheid van zijn reactie tonen aan, zoals vaker het geval is, dat hij oppervlakkige gedachten uit en geen waarheden van gewicht. Hij heeft zijn gedachten gevormd tijdens het spreken van Job zonder goed naar hem te luisteren. Die gedachten zal hij als antwoord gaan uitspreken (Jb 20:2). Het zijn inderdaad zijn gedachten, niet die van God, hoeveel waarheid er ook zit in wat hij zegt. Hij zal er ook geen gras over laten groeien, want de woorden van Job moeten direct weersproken worden.

Job heeft namelijk een bestraffing uitgesproken – hij heeft het zelf gehoord – die hem schande aandoet (Jb 20:3). Daarmee zal hij de ernstige waarschuwing van Job in de laatste verzen van het vorige hoofdstuk bedoelen. Die waarschuwing klinkt na. Wat Job daar tegen hen heeft gezegd, kan hij natuurlijk niet onbeantwoord laten. Daar beschuldigt Job hen maar liefst van een misdadig optreden tegen hem. Het is een schande!

Zofar is er vol vertrouwen over dat zijn geest* wel weet wat hij moet antwoorden. [*De HSV heeft hier ‘Geest’ ten onrechte met een hoofdletter. Het gaat niet om de Geest van God, ook niet om de geest van Zofar, maar om de geest van inzicht, dat wil zeggen inzicht dat is gebaseerd op de overlevering van de ouden.] Daar heeft hij inzicht of verstand genoeg voor. Hij is zozeer overtuigd van zijn gelijk, dat correctie ondenkbaar, ja, beledigend voor hem is. Hij ziet zichzelf als iemand die de zaken, en vooral de zaak van Job, goed door heeft. Niemand maakt hem wat wijs. Nee, anderen, vooral Job, moeten naar hem luisteren, want hij heeft kennis van zaken.

Hij zal Job even bijpraten over iets wat al sinds de schepping bestaat (Jb 20:4). Dat weet iedereen die een beetje verstand heeft. Het gaat over de vraag hoe het met de goddelozen en de huichelaar afloopt (Jb 20:5). Weet Job dat wel? Job heeft beweerd dat hij iets weet (Jb 19:25), maar Zofar zegt dat Jobs kennis nieuwlichterij is, want die is niet gebaseerd op een juiste kennis van de geschiedenis. Het is daarom dwaze kennis. Daarmee veegt Zofar Jobs betoog van tafel.

Zofar zal niet zeggen dat de goddelozen en de huichelaar geen plezier hebben, maar het is wel duidelijk dat dit altijd maar van korte duur is. Wat Zofar zegt, klinkt wel indrukwekkend, maar het is niet altijd waar. Zo leefde Kaïn na de moord op zijn broer nog een lange tijd.

Voor Zofar is Job het bewijs dat het inzicht klopt dat hij heeft opgedaan in zijn bestudering van de geschiedenis. Job heeft voorspoed genoten en blijdschap gekend, maar hij is in werkelijkheid een goddeloze en huichelaar. Daarom is die periode van voorspoed en blijdschap maar van korte duur, voor een ogenblik, geweest. Job kan zich nog zoveel verbeelden en met zijn hoofd in de wolken lopen, hij eindigt in rampspoed (Jb 20:6). Op de achtergrond speelt ook de gedachte dat de gezondheid en voorspoed die Zofar geniet, het bewijs zijn van zijn gelijk.

Copyright information for DutKingComments