‏ Job 33:14-17

God spreekt één of twee keer

Het woord “want” dat Elihu in Jb 33:14 gebruikt, geeft aan dat hij gaat verklaren wat hij in de voorgaande verzen heeft gezegd. De beschuldiging van Job dat hij heeft geroepen en dat God niet heeft geantwoord, is niet terecht. God heeft wél van Zich laten horen, Hij heeft wél gesproken. Wat Job als een onrechtvaardig handelen van God met hem beschouwt, is in werkelijkheid Gods spreken tot hem. Alleen heeft Job Gods stem niet herkend. Daarom zendt God in Zijn genade een man als Elihu om Job dat uit te leggen.

Hoewel God oneindig ver boven de mens verheven is, staat Hij niet onverschillig tegenover Zijn zwakke schepsel of handelt met hem naar willekeur. Hij spreekt tot hem. Dat doet Hij “één of twee keer”. Dat de mens er geen acht op slaat, ligt niet aan God, maar aan de mens zelf. God spreekt en dat doet Hij meerdere keren. De ene keer gebruikt hij “een droom, een visioen in de nacht” (Jb 33:15), de andere keer gebruikt Hij ziekte en lijden (Jb 33:19). De ene keer gebruikt Hij Zijn rede, Zijn Woord, de andere keer Zijn roede, Zijn tuchtiging.

Als de mens in “een diepe slaap …, in de sluimer op de slaapplaats” is, zijn er geen invloeden van buiten die hem kunnen afleiden. Iemand die slaapt, voelt niet of hij arm is of rijk, of hij gezond is of ziek, of hij honger heeft of niet. Die omstandigheid van rust kan God in Zijn genade gebruiken om tot hem in een droom of een visioen te spreken en Zijn wil bekend te maken. In de tijd van de aartsvaders, maar ook later, sprak God in dromen of visioenen, zoals bij Abraham, Jozef en Daniel, maar ook bij iemand als Abimelech, Laban, de farao en Nebukadnezar. Dit is kenmerkend voor de tijd dat de Bijbel nog niet compleet was. Toen sprak God “vele malen en op vele wijzen” (Hb 1:1).

Nu de Bijbel compleet is, maakt God Zijn wil bekend door Zijn Woord, de Bijbel. Zeker spreekt Hij ook nu nog in bepaalde gevallen door een droom. Dat betreft dan gewoonlijk mensen die geen Bijbel hebben. Maar zeker in het westerse, na-christelijke, deel van de wereld, waar het licht van de Bijbel al zolang heeft geschenen, heeft de christen genoeg aan het geschreven Woord van God.

Als God tot een mens in een droom spreekt, openbaart Hij Zijn wil “voor het oor van de mensen” (Jb 33:16). Hier wordt het oor genoemd en niet het oog, wat we toch bij dromen en visioenen zouden verwachten. Het gaat echter niet om zien, maar om horen. Het gaat om Gods spreken en dat is altijd op het oor gericht. Het gaat om luisteren naar wat God te zeggen heeft.

De dromen of visioenen blijken geen lieflijke of aangename taferelen te bevatten. Het zijn geen ‘zoete dromen’, maar waarschuwende dromen of visioenen, waardoor een mens letterlijk en ook in geestelijke zin wakker schrikt (Gn 41:8). God “verzegelt” daarmee “hun tuchtiging”. Hij zet Zijn zegel erop dat het zo zal gaan als Hij in de droom of het visioen heeft laten zien. Het woord ‘tuchtiging’ houdt vermaning, waarschuwing, onderwijzing in. De verzegeling houdt Gods zekerheidsstelling in dat de mededeling betrouwbaar is en uitgevoerd zal worden.

God spreekt op deze wijze omdat Hij de mens tot bezinning wil brengen en tot stilstand, zodat hij afziet van de verkeerde daad die hij wilde begaan (Jb 33:17). Het gaat niet om die enkele daad, maar om zijn hele leven dat alleen uit slechte daden bestaat. Hij wordt daarin geleid door zijn hoogmoed. Het einde daarvan is het verderf (Jb 33:18). Maar God komt in genade tussenbeide en waarschuwt hem. Daardoor houdt Hij “zijn ziel af van het verderf”, want God heeft geen vreugde in de dood van een mens, maar daarin dat hij zich bekeert en leeft (Ez 33:11).

Als een mens niet naar Gods spreken in dromen en visioenen luistert, spreekt Hij op een andere manier en wel door tuchtiging in de zin van kastijding, die hier in de vorm van een ernstige ziekte door Elihu wordt voorgesteld (Jb 33:19). Dat is wat Job is overkomen. Elihu maakt Job echter niet het verwijt dat de vrienden Job zo vaak hebben gemaakt, dat zijn lijden het bewijs is van een geheim zondig leven.

Elihu beschrijft in de Jb 33:19-22 het proces van een slopende ziekte, met de bedoeling dat Job oog krijgt voor Gods bemoeienis daarin, dat hij het spreken van God door dit alles kan vernemen. Het begint “met pijn op zijn slaapplaats”, wat aangeeft dat de plaats van rust (vgl. Jb 33:15) een plaats van kwelling wordt. De koorts woedt zonder ophouden in zijn beenderen. Zijn eetlust verdwijnt niet alleen, maar hij verfoeit het brood, hij moet er niet aan denken iets te eten (Jb 33:20). Hij gruwt zelfs van zijn lievelingseten.

Daardoor vermagert hij zozeer, dat er van zijn vlees niets meer te zien is en zijn beenderen, die eerst niet te zien waren, er nu uitsteken en te zien zijn (Jb 33:21). Zo vloeien zijn krachten weg en daarmee het leven. Wat steeds dichterbij komt, is het graf (Jb 33:22). Zijn leven staat op het punt in de greep van de dood te komen. En juist met het oog daarop brengt God lijden over de mens. Hij wil hem tuchtigen voor zijn bestwil, omdat hij oog in oog staat met de dood, opdat hij zich tot Hem keert.

Copyright information for DutKingComments