Job 35:15

Leren wachten

Elihu heeft uitgelegd waarom God soms niet antwoordt als er tot Hem wordt geroepen. Hij bedoelt daarmee niet te zeggen dat Job een hoogmoedige zondaar is, die onoprecht is en God niet vreest. God Zelf heeft daarover Zijn duidelijke getuigenis laten horen (Jb 1:1; 8; Jb 2:3). Wat Elihu Job wil duidelijk maken, is dat de aanleiding van het zwijgen van God bij de mens ligt.

Job heeft gezegd dat hij God niet waarneemt (Jb 35:14; Jb 23:3), dat God niet reageert op zijn klachten en Zich niet laat zien. Hij is in grote nood en worstelt met de reden daarvan. In zijn leven kan hij geen rechtvaardiging vinden van de ellende die God over hem heeft gebracht. Daardoor is hij ertoe gekomen God van ongerechtigheid te beschuldigen en als het ware een “rechtszaak voor Zijn aangezicht” te beginnen (Jb 23:4). Tot zijn grote teleurstelling komt God niet op de rechtszitting opdagen!

Elihu maakt Job hierover geen verwijt, maar geeft hem een advies: “Wacht dan op Hem.” Het is belangrijk dat Job een andere houding tegenover God gaat aannemen. Hij moet ophouden met God ter verantwoording te roepen en te dwingen hem te rechtvaardigen. Hij kan alleen geduldig die wachtende houding gaan aannemen als hij aanvaardt en erkent dat God geen mens is en dat hij Hem niet naar zijn hand kan zetten. God laat Zich niet commanderen. Dan zal hij wachten op God in het vertrouwen dat Hij alles in de hand heeft.

Elihu wijst Job erop dat hij dankbaar mag zijn dat God niet op zijn dagvaarding is ingegaan en niet op de door hem geplande rechtszitting is verschenen. God heeft Zich terughoudend tegenover hem opgesteld en hem in Zijn toorn niet gestraft (Jb 35:15). In diezelfde terughoudendheid heeft God ook “weinig aandacht aan de dwaasheid … geschonken” die Job over Hem heeft geuit.

Dat God Zich zo heeft opgesteld, is door Job uitgelegd als onverschilligheid. Dat heeft hem innerlijk zo in beroering gebracht, dat hij zijn mond niet kon houden (Jb 35:16). Er is een veelheid aan woorden uit zijn mond gekomen, zowel naar God als naar zijn vrienden, om zichzelf te verdedigen. Uit die woorden is echter gebleken dat hij geen kennis heeft van de wegen die God met een mens, met hem, gaat, en van het doel dat Hem daarbij voor ogen staat. Kortom, veel geschreeuw, maar weinig wol.

Van christenen mogen we wel inzicht verwachten over wie God is. De wetenschap dat God “zelfs Zijn eigen Zoon niet gespaard heeft, maar Hem voor ons allen overgegeven heeft” (Rm 8:32), is voldoende om in alle moeilijkheden te weten dat niets en niemand “ons zal kunnen scheiden van de liefde van God, die is in Christus Jezus, onze Heer” (Rm 8:39).

Copyright information for DutKingComments