John 14:27-31

Vrede

Met alle geweldige voorgaande toezeggingen zijn de toezeggingen van de Zoon nog niet ten einde. Hij zegt hun ook vrede toe en geeft hun Zijn eigen vrede. De eerste vrede, de vrede die Hij hun “laat”, is de vrede die Hij heeft bewerkt op het kruis, de vrede met God (Rm 5:1). Die vrede is als het ware Zijn nalatenschap voor hen als hun onvervreemdbaar eigendom. De tweede vrede, “Mijn vrede”, is de vrede die Hij in Zijn hart heeft gehad tijdens Zijn hele leven op aarde, de vrede van volkomen vertrouwen op de Vader, wat de omstandigheden ook mogen zijn. Die vrede kunnen wij ook ervaren als we evenals Hij onze weg gaan in vertrouwen op de Vader (vgl. Fp 4:7).

Christus geeft op een andere manier dan de wereld. De wereld kan wel een gedeelte weggeven van wat ze bezit, maar ze geeft niet alles prijs. Wat ze echter geeft, is ze kwijt, ze heeft het niet meer. Wat Christus geeft, is Hij niet kwijt, maar vermeerdert. Hij geeft ons Zijn vrede, Zijn Vader is onze Vader, Zijn God is onze God, Hij geeft ons Zijn blijdschap, Hij geeft ons de woorden die de Vader Hem heeft gegeven, Hij vraagt voor ons de heerlijkheid die de Vader aan Hem heeft gegeven. De Vader heeft ons lief met de liefde waarmee Hij Hem heeft liefgehad.

Hij zegt dit alles tegen Zijn discipelen om hen te bemoedigen en gerust te stellen omdat Hij zal gaan sterven. Dat staat Hem altijd voor de aandacht. Hij weet dat Zijn dood hen bedroefd zal maken en dat de omstandigheden die tot Zijn dood zullen leiden, hen bang kunnen maken. Nog eens zegt Hij hun dat hun hart niet in heftige beroering hoeft te komen. In Jh 14:1 zegt Hij dat met als vertroosting de zekere hoop van een heerlijke toekomst. Hier verbindt Hij het met de troost van de vrede waarmee Hij hen zal vullen tijdens Zijn afwezigheid. Door deze vrede zal de angst worden buitengesloten.

De Heer gaat heen naar de Vader

De Heer spreekt niet over Zijn dood maar over Zijn heengaan. Hij herinnert hen eraan dat Hij dat heeft gezegd. Hij wil en moet ook ons telkens aan bepaalde uitspraken herinneren waardoor we weer zicht krijgen op de tegenwoordige situatie en de toekomst. Hij herinnert hen er ook aan dat Hij weer naar hen toe zal komen. Zijn heengaan van hen is dan ook tijdelijk. Dat mogen ze ook bedenken. Hij doet ook een beroep op hun liefde voor Hem. Als ze er eens aan zouden denken wat het voor Hem betekent dat Hij naar de Vader heengaat. Dan zouden ze zich ongetwijfeld verblijden voor Hem.

Er is nog een ander aspect aan die blijdschap. Zijn heengaan naar de Vader zal tot gevolg hebben dat de Heilige Geest zal komen. De Heer Jezus heeft Zijn komst aangekondigd als een gebeurtenis die grote gevolgen heeft voor hen en Zijn werk op aarde. En heeft Hij niet gezegd dat Hij Zelf tot hen zal komen als Hij de Geest zal zenden? Hij gaat heen maar komt in de Geest weer tot hen. Is dat geen oorzaak van blijdschap? Hij wil niet alleen vrede geven, maar ook blijdschap. Dat zal hun deel zijn door de komst van de Heilige Geest. Iets ervan hebben ze al begrepen toen de Heer naar de hemel ging (Lk 24:52).

Dit alles hangt samen met Zijn verheerlijking van de Vader. Daar is het Hem altijd om te doen. Als Hij zegt “de Vader is groter dan Ik”, zegt Hij dat vanuit Zijn positie van nederigheid op aarde. Als God is Hij eeuwig een met de Vader en gelijk aan Hem. Maar wat ook Zijn wezenlijke en persoonlijke heerlijkheid is, Hij weet dat Hij ook Mens op aarde is. Als zodanig gaat Hij heen en komt Hij terug om hen op te halen.

Wat de Heer in dit hoofdstuk heeft gezegd, is op dat moment nog niet in vervulling gegaan. Eerst moet het verlossingswerk nog worden volbracht. En met dat alles is geloof verbonden, want het is niet zichtbaar en tastbaar. Als ze de vervulling zullen zien, zal dat een grote bemoediging voor hun geloof betekenen.

De overste van de wereld komt

De Heer heeft het meeste van wat Hij op Zijn hart had tegen Zijn discipelen gezegd. Er is ook niet veel meer te zeggen, want het moment is aanstaande dat “de overste van de wereld” de gelegenheid krijgt bij Hem te komen. De satan is de overste van de wereld die Hem heeft verworpen. Door deze verwerping bewijst de wereld tegenover de Vader te staan en onderworpen te zijn aan de satan. De satan zal proberen in de Heer Jezus een aanknopingspunt te vinden waardoor hij Hem ertoe zou kunnen brengen de weg van gehoorzaamheid en eerbetoon aan Zijn Vader te verlaten. Alle pogingen zullen zonder enig succes zijn. Het tegendeel zal het gevolg zijn: alle pogingen van de satan zullen slechts tot gevolg hebben dat de heerlijkheid en volmaaktheid van Christus des te meer zullen schitteren.

De satan heeft in Hem “helemaal niets” omdat Hij alles in de Vader heeft en Zijn volle liefde en gehoorzaamheid op de Vader gericht zijn. De satan zal net zoveel in Hem vinden als toen hij Hem verzocht in de woestijn om Hem van het pad van gehoorzaamheid af te brengen. Nu zal hij tot Hem komen met de verschrikkingen van het lijden dat Hem door mensen zal worden aangedaan. Iets anders kan de satan niet voorstellen. De Heer wijst de satan terug. Hij zal op de Vader zien en zeggen: “De drinkbeker die de Vader Mij heeft gegeven, zou Ik die soms niet drinken?” (Jh 18:11).

In die volkomen overgave aan de wil van de Vader ligt voor de wereld het volmaakte getuigenis van Zijn liefde voor de Vader. Hij had vrijuit kunnen gaan nadat Hij de Vader volmaakt had gediend. Hij had het leven verdiend, wat geen enkel mens kon zeggen. Maar Hij wil niet vrijuit gaan juist omdat Hij de Vader liefheeft (Ex 21:5). Daardoor is het eeuwige leven ons deel geworden.

Als de Heer dit alles met Zijn discipelen heeft besproken, zegt Hij hun op te staan om de bovenzaal te verlaten. Het lijkt er dan ook op dat de gesprekken die in de volgende hoofdstukken staan opgetekend, niet meer in de bovenzaal plaatsvinden, maar als ze onderweg zijn naar Gethsémané.

Copyright information for DutKingComments