John 4:6-7

Bij de bron van Jakob

De Heer komt bij Sichar. Johannes herinnert eraan dat deze stad dicht bij het veld ligt dat Jakob zijn zoon Jozef had gegeven. Hierdoor worden we bepaald bij de verhouding tussen Jakob en zijn zoon Jozef. We weten dat Jozef de zoon van de liefde van zijn vader Jakob was. Jakob had Jozef als een uiting van zijn liefde voor hem al een keer een veelkleurig gewaad gegeven (Gn 37:3). Ook had hij Jozef ook een stuk land gegeven dat hij had gekocht van de zonen van Hemor (Gn 33:19; Jz 24:32). In de verhouding van liefde tussen Jakob en Jozef en de uitingen daarvan hebben we een prachtig beeld van de liefde van de Vader voor de Zoon. De Vader heeft de Zoon lief en heeft alles in Zijn hand gegeven (Jh 3:35).

Bij Sichar bevindt zich de bron van Jakob. Het is de bron voor de vermoeide en dorstige pelgrim. De Heer Jezus is door de reis vermoeid en gaat als vermoeide Reiziger bij de bron zitten. Johannes heeft weer oog voor het detail en vermeldt dat het ongeveer het zesde uur is, dat is het heetst van de dag.

We zien hoe de Zoon van God deelt in het algemene lijden van de mensheid als Hij daar vermoeid van de reis op de rand van de bron zit om uit te rusten. Hij is daar tevreden mee. Hij zoekt niets anders dan de wil van Zijn Vader te doen en Die heeft Hem daarheen geleid. In wat volgt, hebben we een prachtige aaneenschakeling van kenmerken of eigenschappen van de Heiland die allemaal in hun volle glorie en luister zichtbaar worden. Uit alles wat Hij zegt, blijkt Zijn volmaakte Godheid. We zien in Hem dat God licht is en dat God liefde is. Uit wat Hij nodig heeft, blijkt dat Hij volkomen Mens is.

Een ontmoeting bij de bron

Terwijl de Heer daar zo zit uit te rusten, komt er een vrouw uit Samaria bij de bron om water te putten. We worden getuige van een buitengewoon belangwekkende ontmoeting van een eenzame, arme, zondige vrouw met de Rechter van levenden en doden.

Hij opent het gesprek met de vraag of zij Hem, de eeuwige God, de Schepper van hemel en aarde, te drinken wil geven. Als Mens is Hij afhankelijk van deze vrouw voor een slok water. Hij Die een heel volk veertig jaar lang in een woestijn van eten en drinken heeft voorzien, Hij Die water in wijn heeft veranderd en een hongerige menigte te eten geeft, vraagt aan een ander om drinken. Hij spreekt geen bevel uit, maar Hij neemt de plaats van een nederige Vragensteller in en dat tegenover een vrouw die in zonde leeft. Zo begint de Heer het gesprek met deze vrouw die Hij door en door kent. Hij weet hoe Hij haar moet benaderen om haar ten slotte de volle zegen te geven die Hij voor haar heeft.

Deze ontmoeting is door God nauwkeurig voorbereid. Als de Zoon van God en de vrouw elkaar ontmoeten, is daar niemand bij aanwezig. De discipelen moesten weggaan om plaats te maken voor haar. Zij weten niets af van deze genade. Ook de vrouw komt alleen naar de bron. Ze is niet bij de andere vrouwen. In haar eenzaamheid ontmoet zij de Heiland van de wereld door de wonderlijke leiding van God Die haar daarheen heeft gebracht. Wat een ontmoeting! Twee eenzamen ontmoeten elkaar. Maar wie was eenzamer dan Hij? Het gesprek is tussen Hem en haar persoonlijk, zonder mogelijke inmenging van of afleiding door anderen.

De Samaritaanse is hoogst verbaasd over de vraag van de Heer. Ze ziet dat Hij een Jood is. Ze weet dat zij in de ogen van de Joden ‘slechts’ een Samaritaanse vrouw is en daarom niet in tel kan zijn. De verachting van Joden voor Samaritanen is groot, zelfs zo groot, dat Joden de Samaritanen compleet negeren. Joden doen of ze niet bestaan. Er is geen enkele omgang met hen. Daarom is haar verbaasde vraag hoe het mogelijk is dat Hij, Die op dit moment voor haar nog niet meer is dan “een Jood”, haar om drinken vraagt.

Copyright information for DutKingComments