John 5:17-18
Geen rust voor de Vader en Zijn Zoon
Het werk van de Heer is met de genezing nog niet klaar. Hij wil de man nog op iets wijzen wat belangrijk is voor zijn verdere leven. Dat doet Hij niet direct, maar enige tijd later. Daarvoor zoekt Hij de man weer op. Weer gaat het initiatief van Hem uit. Hij vindt hem in de tempel. Daar heeft de man ongetwijfeld God willen danken voor zijn genezing. Het is ook de geschikte plaats voor verder onderwijs. Want hoe groot het ook is door de Heer Jezus genezen te zijn, het probleem dat eraan ten grondslag lag, was er nog. Dat probleem is een bepaalde zonde die door de man is begaan en waardoor hij deze ziekte had gekregen. Hij moet die zonde oordelen en nooit meer in zijn leven toelaten. Daarvoor zal de Heer hem ook de kracht geven als hij afhankelijk van Hem blijft. Door wat de Heer tegen de man zegt, wordt hem duidelijk Wie hem gezond heeft gemaakt. Dat gaat hij dan de Joden vertellen, want die wilden graag weten Wie hem gezond heeft gemaakt. De man schijnt hier argeloos te handelen, vanuit liefde voor de Heer Jezus, opdat anderen Hem ook zullen leren kennen. Hij heeft geen vermoeden van hun vijandschap. Deze argeloosheid is mooi en navolgenswaardig. Door het getuigenis van de man krijgen de Joden de zekerheid van wat ze al vermoed zullen hebben. Nu hebben ze het bewijs als een wapen in handen om de Heer te vervolgen. We lezen niet dat de Joden iets tegen Hem hebben gezegd, maar dat zij Hem vervolgen om wat Hij op de sabbat heeft gedaan. Toch lezen we dat Hij hun antwoordt. Dat komt omdat Hij volmaakt weet wat in de mens is. Hij kent hun moordzucht vanwege Zijn op de sabbat verleende barmhartigheid. Zijn antwoord is overweldigend en diepgaand. Voor het geloof ligt er grote heerlijkheid in, maar aan het ongeloof levert het een extra argument om Hem te haten. Hij spreekt over Zijn gemeenschap met de Vader in het werk dat Hij en de Vader tot nu toe doen. Wat weten de Joden van gemeenschap met de Vader? Wat weten zij van de verlangens van de Vader? Hij kent de Vader en weet dat de Vader niet kan rusten in de zonde en Hij evenmin. Het is een wonder van genade dat Hij niet is gekomen om te oordelen, maar om te werken. De werken die Hij doet, zijn geen oordeelswerken. Zijn oordeelswerken zullen zeker nog komen over hen die hardnekkig weigeren hun zonden te erkennen en die de maat van hun zonde zullen volmaken door Hem te verwerpen. Zover is het nu nog niet. Hij is nu nog bezig met het bekendmaken van Zijn Vader in liefde en genade. Als de Zoon heeft Hij volmaakte, ononderbroken gemeenschap met de Vader en werkt Hij samen met de Vader. De Joden trekken de juiste conclusie uit wat Hij zegt voor wat betreft Zijn aan God gelijk zijn. Alleen maakt de Heer Jezus Zich niet aan God gelijk, Hij is aan God gelijk, want Hij is God (Jh 1:1). In plaats van die waarheid te erkennen maakt het hun moordzucht alleen maar groter. Hoewel Christus een ondergeschikte plaats heeft ingenomen door als afhankelijke en gehoorzame Mens op aarde te komen, is het belangrijk eraan vast te houden dat Hij nooit ophoudt de eeuwige Zoon van God te zijn. Als de eeuwige Zoon heeft Hij nooit een ondergeschikte plaats ten opzichte van de Vader, maar is Hij een met de Vader (Jh 10:30). Wat de Heer hier zegt, vinden de Joden nog erger dan wat Hij heeft gedaan. Evenals het breken van de sabbat, brengt ook deze uitspraak tot een uitbarsting van het verdorven gemoed van de Joden.
Copyright information for
DutKingComments