John 5:19
De werken van de Vader en de Zoon
Juist Zijn volmaakte eenheid met Zijn Vader, juist Zijn gelijkheid aan God, betekent dat de Heer Jezus als de Zoon niets kan doen, tenzij Hij de Vader iets ziet doen. Hij doet niets onafhankelijk van de Vader omdat Hij volkomen een is met de Vader. Hij handelt vanuit de volkomen eenheid met de Vader. Het is de vaststelling van Zijn onbeperkte Godheid en niet van ondergeschiktheid, laat staan onbevoegdheid. Dat Hij niets kan doen zonder de Vader iets te zien doen, betekent dat er bij Hem in geen enkel opzicht sprake kan zijn van een wil die losstaat van de wil van de Vader. De volmaakte eenheid in werken blijkt niet alleen uit het feit dat de Zoon doet wat de Vader doet, maar ook dat Hij het op gelijke wijze doet. Wat een volmaakte gemeenschap met de Vader en wat een persoonlijke heerlijkheid van de Zoon stralen uit deze woorden! Het handelen van de Zoon in volmaakte eenheid met de Vader vindt zijn aanleiding in de liefde van de Vader voor de Zoon. Eerder heeft Johannes de evangelist van de liefde van de Vader voor de Zoon getuigd (Jh 3:35). Nu horen we het de Zoon Zelf zeggen. In die liefde is niets verborgen, maar alles is volmaakt transparant. Dat het handelen van de Zoon zo volmaakt in overeenstemming is met de wil van de Vader, komt omdat de Vader de Zoon alles toont wat Hijzelf doet. Als we een onderscheid tussen de drie Goddelijke Personen mogen zien, kunnen we zeggen dat de Vader de plannen maakt, dat de Zoon ze uitvoert en dat de Zoon dat doet door de kracht van de Heilige Geest. Hoewel er niets is wat de Vader doet wat de Zoon niet weet, zien we hier dat de Vader aan de Zoon toont wat Hij doet. Het gaat om een voorstelling van zaken die ons enigszins de verhoudingen in de Godheid doet begrijpen, hoewel het innerlijk wezen ervan voor ons, schepselen, altijd ondoorgrondelijk zal blijven. Dat is voor het geloof geen verhindering om die dingen te aanvaarden, maar is juist een aanleiding om de Vader en de Zoon te aanbidden. De liefde van de Vader voor de Zoon zal de Vader ertoe brengen de Zoon grotere werken te tonen dan de genezing van de verlamde. De genezing van de verlamde is door de Zoon verricht omdat de Vader Hem dat heeft laten zien. Het grotere werk is het opwekken en levend maken van doden. Een van die grotere werken zien we in de opwekking van Lazarus in Johannes 11. Wat de Joden daarvan zullen zien, zal hen wel tot verwondering brengen, maar niet tot geloof. Alleen de Vader kan doden opwekken en levend maken én de Zoon kan dat omdat de Zoon God is. Hij is God de Zoon. Letten we erop dat dit niet betekent dat de Vader door de Zoon, als instrument, de doden levend maakt. Nee, de Zoon Zelf doet dat. De Zoon is de Gever van het leven en maakt levend naar Zijn soevereine wil, waarbij Zijn wil in volledige harmonie is met de wil van de Vader. Dat Hij een soevereine, vrijmachtige wil heeft, is een bewijs te meer dat Hij God is. Opwekken en levend maken zijn twee verschillende aspecten van eenzelfde gebeurtenis. Bij opwekken gaat het om een verandering in onze positie. We veranderen van gebied. Toen Christus werd opgewekt uit de dood, kwam Hij ook op een ander terrein. Hij had niet meer met het domein van vóór Zijn dood en opstanding te doen, maar met de wereld van de opstanding, de wereld van de Vader. Bij levend maken gaat het om een verandering in onze toestand. Wij waren dood en hebben nieuw leven ontvangen. Dit laatste is met name het werk dat de Zoon aan ons heeft verricht toen wij tot geloof in Hem kwamen.
Copyright information for
DutKingComments