‏ John 7:14-15

Onderwijs in de tempel

Dan komt de tijd dat de Heer Jezus naar de tempel gaat, niet om Zich te openbaren, maar om te leren. Het feest is inmiddels half voorbij. Wat is het tot nu toe een inhoudsloos feest geweest als Hij Die het centrum van het feest zou moeten zijn, niet in de tempel aanwezig is. Hij komt nu naar de tempel, hoewel het volk niet beseft dat Hij Jahweh Zelf is aan Wie zij alle zegeningen te danken hebben. Hun dank gaat echter niet naar Hem uit. Daarom is terecht gezegd dat het een feest van de Joden is (Jh 7:2). Jahweh en de dankbaarheid ten opzichte van Hem staan niet centraal omdat het hun feest is. Wat zij hebben gepresteerd, staat centraal.

Als de Heer begint te spreken, wordt direct de kracht van Zijn woorden gevoeld. Voor hen is het onbegrijpelijk dat iemand zo geleerd kan zijn zonder dat Hij een erkende opleiding bij de godsdienstige leiders of bij een speciale rabbi heeft gevolgd. Ook vandaag is het voor veel christenen alleen mogelijk iets over God en de Bijbel te zeggen als je een erkend theoloog bent die theologie heeft gestudeerd aan een door mensen erkende en gerespecteerde universiteit of hogeschool.

De Heer antwoordt op de verbazing van de Joden dat Hij niet een eigen leer predikt, maar dat wat Hij leert, van Zijn Zender komt. Hij benadrukt dat Zijn leer niet los van Zijn Vader staat, waarmee Hij tegelijk duidelijk maakt dat Zijn leer volkomen losstaat van een menselijke leer. Alleen als iemand bereid is om de wil van God te doen, heeft hij de geschikte gezindheid om de juistheid te erkennen van de leer die Hij brengt.

Het onvermogen van de Joden en van ieder mens om te begrijpen wat de Heer zegt, vindt zijn oorzaak in het hart van de vragensteller. Iemand kan van Zijn leer alleen erkennen dat die uit God is als hij bereid is om te gehoorzamen aan de inhoud van de leer.

Dat geldt voor het hele Woord van God. Dit is een beginsel van uitermate groot belang. De geestelijke groei van de gelovige hangt van dit beginsel af. Geestelijke groei is geen intellectuele zaak, maar een zaak van het hart en van het geweten. Als de woorden die worden gesproken uit de mens zelf voortkomen, als de mens de bron ervan is, kan het doel van de woorden alleen de eigen heerlijkheid zijn. De mens is slechts gericht op zichzelf. Waar de heerlijkheid van God niet wordt gezocht en zeker gesteld, kan er geen solide garantie voor de waarheid zijn.

Alleen als een mens op God gericht is en Diens heerlijkheid zoekt, is hij waarachtig, hij spreekt waarheid. In zo iemand is geen ongerechtigheid, er is niets dat onrecht doet aan God of een mens, maar hij geeft aan allen en alles zijn ware plaats. Dat geldt in volmaaktheid voor de Heer Jezus. Het geldt ook voor ons naar de mate dat wij werkelijk alleen de eer zoeken van Hem Die ons in de wereld heeft gezonden, zoals Hij door de Vader in de wereld gezonden was (Jh 20:21).

Copyright information for DutKingComments