Judges 5:8
2. Israël tijdens de bezetting
Ri 5:6 We hebben al een enkel vers over Samgar gelezen (Ri 3:31). Nu lezen we nog iets van hem en wel over de tijd waarin hij leefde. We worden hier gewaar dat de tijd waarin Samgar leefde, lijkt op die van Jaël. Het waren tijden waarin de vijand het volk Israël belaagde. Niemand durfde meer op weg te gaan. De straten waren leeg. Wie toch ergens naar toe moest, zocht zijn weg via kronkelwegen. God heeft voorzegd dat de wegen ‘woest’ zouden worden als het volk ontrouw zou worden (Lv 26:22). Wanneer de Messias regeert, zal dat anders zijn, dan zijn de wegen weer bevolkt: “Daar zal zijn een effen baan, een weg; de heilige weg zal hij genoemd worden. Een onreine zal er niet over gaan, want hij zal [alleen] voor hen zijn. Wie [deze] weg ook gaat, zelfs dwazen zullen niet dwalen. Daar zal geen leeuw zijn, geen verscheurend dier zal erop komen; ze zullen daar niet aangetroffen worden, maar de verlosten zullen [die] bewandelen. Want wie door de HEERE zijn vrijgekocht, zullen terugkeren; zij zullen Sion binnenkomen met gejuich. Eeuwige blijdschap zal op hun hoofd zijn, vreugde en blijdschap zullen zij verkrijgen, verdriet en gezucht zullen wegvluchten” (Js 35:8-10). Dan is het volk tot God teruggekeerd en ontvangt het de beloofde, uitgestelde zegen. Onze tijd lijkt op de dagen van Samgar en Jaël. Met het Woord van God wordt weinig rekening meer gehouden. Het lukt de vijand helaas om veel christenen van de rechte weg af te brengen en ervan af te houden. Samgar en Jaël hebben in geloof gehandeld en de vijand een gevoelige slag toegebracht. Zij hebben zich niet neergelegd bij de algemene opvatting dat het toch niets helpt om je te verzetten. In alle tijden, ook in de onze, is steeds duidelijk geworden wie zich voegt bij de algemene opinie en wie openlijk aan Gods kant gaat staan. De kronkelwegen zijn een beeld van het handelen naar eigen inzichten, terwijl men niet naar de wil van God vraagt. Vaak gebeurt dit uit angst voor de strijd die zeker komt als men tegen de mening van de massa ingaat. Ri 5:7 Het volk van God ging eigen wegen. Ze bepaalden zelf hoe ze hun leven zouden inrichten en vroegen niet naar Gods wil. Er waren geen leiders, geen mensen die het volk bekendmaakten met die wil. Gebrek aan kennis van het Woord van God, het niet vragen aan God hoe Hij over de dingen denkt, leidt onvermijdelijk tot de ondergang van het volk van God (Hs 4:1; 6). Dan staat Debora op. Debora is niet hoogmoedig als ze zichzelf “een moeder in Israël” noemt. Verderop komt nog een moeder aan het woord, die van Sisera, maar die is anders dan Debora. Dat Debora zich “een moeder” noemt en niet ‘een leider’ zegt iets over de manier waarop leiding gegeven moet worden. Een moeder is iemand die zich met liefde en zorg aan haar kinderen wijdt. Ze zet alles op alles om haar kinderen te geven wat ze nodig hebben voor hun groei naar volwassenheid en zelfstandigheid. Aan zulke leiders is grote behoefte in de gemeente van God. Paulus is een leider die zich in de gemeente in Thessalonika, een jonge gemeente, als een moeder, en ook als een vader, gedraagt (1Th 2:7; 11). De echte leider is niet iemand die gediend wordt, maar die zelf dient. Een prachtig en ook volmaakt voorbeeld daarvan is de Heer Jezus (Lk 22:24-27). Ri 5:8 Het woord “goden” wordt in het Oude Testament enkele keren gebruikt om daarmee richters of bestuurders aan te duiden, mensen die leiding geven aan het volk (Ps 82:1). De poort is in Israël vaak de plaats waar bestuur wordt uitgeoefend (Ru 4:1-11). We kunnen ons bij het eerste deel van dit vers een verkiezingsstrijd voorstellen. Het resultaat van zo’n verkiezing is opnieuw strijd en dat niet tegen een vijand van buiten, maar onderling. De oorzaak is dat naar de wil van God niet wordt gevraagd. De nieuwe leiders zijn niet beter dan de vorige. Ze zijn op eigen winst uit. Van rust en vrede is geen sprake. Is het vandaag anders in de wereld? En wat zien we onder het volk van God? Veel leiders denken alleen aan hun eigen positie, eer en inkomen en hebben geen echte zorg voor de kudde van God. Daardoor wordt er geen “schild of speer gezien” bij het volk waarmee ze zich tegen de vijand kunnen verdedigen, “schild”, of hem kunnen verjagen, “speer”. Dit lijkt op de tijd van Saul, als er geen smid in Israël is, waardoor er geen zwaarden gemaakt kunnen worden (1Sm 13:19). De wapens die wij, gelovigen van de gemeente, gebruiken, zijn niet vleselijk, maar geestelijk. Het is een triest gegeven dat strijd onder de leiders van Gods volk het hele volk krachteloos maakt. De mensen die verantwoordelijk zijn voor de toerusting van Gods volk, onthouden het de noodzakelijke handreiking om een overwinningsleven te leiden. Naar het Woord van God, dat een schild en een speer is, wordt niet meer verwezen, of er wordt een eigen, eigentijdse en inhoudsloze uitleg aan gegeven. In de christenheid worden “schild of speer” nauwelijks meer gevonden. Weten wij hoe we Gods Woord op de juiste manier moeten hanteren? Als dat onze wens is, zullen wij ons daarvoor door de Geest van God laten onderwijzen.
Copyright information for
DutKingComments