‏ Leviticus 12:6

Reiniging na een geboorte

Na de veertig of tachtig dagen moet ook de moeder zich stellen op de grondslag van het offer, in beeld het offer van Christus. Ze moet een brandoffer en een zondoffer brengen. Wanneer Maria de Heer Jezus heeft gebaard, brengt zij ook dit offer omdat ook zij van zichzelf onrein is (Lk 2:21-24). Dat zij niet het gewone offer, een lam en een duif, brengt (Lv 12:6), maar twee duiven, dat is het offer van de armen (Lv 12:8), geeft de armoede van de ouders van de Heer Jezus aan. Maria is wel de enige uitzondering wat betreft het Kind dat zij heeft gebaard. Het Kind Jezus was de volmaakt Reine. Hij is dan ook niet verwekt door een zondig mens – en heeft daardoor de erfzonde niet – maar door God de Heilige Geest (Lk 1:35).

In de vrouw kunnen we ook een beeld van Israël zien, een volk dat onrein is, en waaruit de Messias geboren is, de Reine. In Openbaring 12 zien we dat beeld ook (Op 12:1-6). De vrouw daar stelt Israël voor; de mannelijke Zoon is de Heer Jezus.

De dagen van de reiniging van het volk beginnen na ‘de besnijdenis’, dat wil zeggen na wat er met de Heer Jezus op het kruis is gebeurd. Pas nu, in de periode na het kruis, kunnen zij die tot bekering komen, zien wat ze allemaal hebben gedaan en zijn geweest en van nature nog zijn. Het neemt vaak een behoorlijke periode in beslag om dat te leren zien. Dat geldt zowel voor Israël als voor de individuele gelovige van de gemeente. Hoe meer ik mijzelf leer kennen, des te meer verafschuw ik mijzelf.

Het gevolg van die reinigingsperiode is dat we ons werkelijk gaan stellen op de grondslag van het brandoffer en het zondoffer. Pas dan zijn we ook in staat iets te begrijpen van de waarde van het werk van de Heer Jezus voor God en dat God ons in Hem aanziet (brandoffer). Het brandoffer staat voorop en heeft daardoor de nadruk. Ook zijn we dan pas in staat iets te begrijpen van de betekenis van het zondoffer, we zijn er iets meer van doordrongen.

Copyright information for DutKingComments