‏ Leviticus 14:34

Melaatsheid aan een huis

Het derde geval van melaatsheid is dat aan een huis. Dat wordt pas nu behandeld omdat het een speciaal geval is. Dit geval kan niet plaatsvinden in de woestijn, want daar hebben de Israëlieten geen huizen. Die hebben ze pas in het land. God wijst heen naar die tijd (Lv 14:34).

Het huis is toe te passen op het huis van Israël dat ten slotte geheel melaats zal zijn en omvergehaald moet worden. God zal het huis Israëls, Zijn volk, terzijde moeten stellen als blijkt dat zij Hem vergeten en de afgoden gaan dienen en hun Messias verwerpen. Het is ook toe te passen op de christenheid als geheel.

Een andere toepassing is die op een plaatselijke gemeente als een uitdrukking van het huis van God. Als daar zonde wordt gevonden, moet die geoordeeld worden. Het kan beperkt zijn tot melaatsheid aan één steen of enkele stenen, aan één persoon of enkele personen. Zoals stenen kunnen worden weggebroken, moeten personen die in de zonde leven uit de plaatselijke gemeente worden weggedaan. Stenen stellen gelovigen voor (1Pt 2:5). Gelovigen die in de zonde leven, moeten worden weggedaan (1Ko 5:13b).

God laat de ziekte of plaag van de melaatsheid ontstaan (Lv 14:34). Dat wil zeggen dat we moeten erkennen dat God het heeft toegelaten als in een plaatselijke gemeente zonde een plaats krijgt. Hij laat dit toe om openbaar te maken wie voor Hem zijn (1Ko 11:19).

De eigenaar van het huis ziet op hen die verantwoordelijkheid dragen, dat in de gemeente alles gaat zoals God het wil. In “de engel van de gemeente” zien we die gedachte (Op 2:1; 8; 12; 18; Op 3:1; 7; 14). Zij kunnen worden aangesproken als mensen die het kwaad onderkennen. Zij gaan ermee naar de priester. Van hem mag worden verwacht dat hij er iets aan doet, want hij wordt geacht geestelijk gezind te zijn en Gods gedachten te kennen. Hij leeft in de praktijk in Gods tegenwoordigheid.

De priester onderzoekt. Hij weet hoe de stenen eruit moeten zien. Hij kan constateren of stenen een afwijkende kleur vertonen. Hij gaat niet overhaast te werk. Eerst wordt het huis ontruimd, opdat het kwaad zich niet verder verspreidt. Vervolgens wordt het huis zeven dagen gesloten. Als daarna blijkt dat er stenen melaats zijn, moeten die worden weggebroken.

Als de melaatse stenen zijn weggedaan, moet het hele huis worden afgeschrapt. Zo moet de plaatselijke gemeente zich reinigen van de invloed die van de zonde is uitgegaan. De leden moeten zich verootmoedigen, hun aandeel erkennen en zichzelf rein bewijzen (2Ko 7:11). Dan komen er andere stenen voor in de plaats. De Heer geeft zegen als tucht in de juiste gezindheid is uitgeoefend en vergoedt zo het verlies.

Copyright information for DutKingComments