Luke 22:24-28
Wie is de grootste
Wat de Heer heeft gezegd over Zijn overlevering, heeft even de aandacht. Even zijn ze geraakt en praten ze erover wie van hen dat toch zou doen. Maar al spoedig neemt het gesprek een wending en ontstaat er strijd over een in hun ogen belangrijker punt dat nog geregeld moet worden. Ze hebben het er al eerder over gehad (Lk 9:46). Toen zijn ze er niet uitgekomen en het punt staat nog steeds hoog op hun agenda. Het geeft aan hoe halsstarrig het kwaad van zelfverheffing is. Er moet worden uitgemaakt wie van hen wel de grootste mocht zijn. Nog steeds cirkelen hun gedachten rond het – naar hun verwachting binnenkort – op te richten koninkrijk. Dat het nu toch wel dichtbij is, daar zijn ze zeker van. Alleen wordt dan ook de vraag dringender welke positie zij in het koninkrijk zullen bekleden. De Heer maakt een einde aan hun geruzie door te wijzen op de koningen van de volken die heersen over anderen. Dat doen ze vaak door het uitdelen van cadeautjes, om de mensen te vriend te houden. De mensen noemen hen daarom weldoeners en mede op deze manier houden de koningen en gezagsdragers hun greep op het volk. Hij zegt daarmee: ‘Zo zijn jullie bezig over elkaar te heersen.’ Maar zo moet het onder gelovigen niet zijn. Het moet juist andersom zijn. De grootste is pas echt groot als hij onder de anderen de plaats van de jongste inneemt. Het is de plaats die een Jozef en een David hadden onder hun broers. Dat leverde hun geen voordeel op, maar verachting, een niet meetellen. Maar waar eindigden zij? Allebei op de troon. Dat zal ook voor hen zo zijn als ze de plaats van de jongste dat wil zeggen van een leerling innemen, van iemand die luistert naar een ander en onderwijs ontvangt. En als ze voorganger – letterlijk ‘degene die leiding geeft’ – willen zijn, laten ze dan dienen. Dienen is het zich ter beschikking van anderen stellen, opdat die anderen door hun dienst er beter van worden. De vraag wie er groter is, hij die aanligt of hij die dient, is niet moeilijk te beantwoorden als het gaat om de beoordeling van verhoudingen onder de mensen in de wereld. Natuurlijk is hij die aanligt groter. Hij kan zich laten bedienen. Hij die dient, heeft slechts te doen wat hem wordt opgedragen. Onder onderdanen van Gods koninkrijk is het andersom. De Heer Jezus is en geeft daarin het grote voorbeeld. Hij heeft vrijwillig de plaats van dienen ingenomen. Hij is in hun midden als de Dienende en Zijn discipelen zijn zij die aanliggen. Dit beeld van aanliggen en bedienen van gasten aan een tafel typeert de dienst van de Heer. Het laat zien dat Hij anderen verzorgt en voedt. In alles wat Hij ooit van Zijn discipelen heeft gevraagd, is Hij Zelf altijd het volmaakte voorbeeld geweest. Hij zegt niet alleen hoe het moet, Hij laat zien hoe het moet en dat niet als een eenmalig voorbeeld, maar in Zijn hele leven. Wat Hij zegt, dat is Hij.Bemoedigingen
Na het zacht vermanende woord om te dienen en niet de grootste te willen zijn heeft de Heer een enorme bemoediging voor Zijn ruziemakende discipelen. Dit kan ook alleen iemand zeggen die werkelijk de minste is. Zo iemand acht de ander hoog. Echt dienen kunnen wij alleen als we onze medegelovigen hoog aanslaan. De Heer geeft een indrukwekkend getuigenis van hen die zoveel zwakheid en falen aan de dag hebben gelegd en nog aan de dag zullen leggen. Hij zegt hun dat zij steeds bij Hem zijn gebleven in Zijn verzoekingen. Als wij echt weten hoe de discipelen zijn en hoe ook wij als discipelen zijn, kan een dergelijke uitspraak niet anders zijn dan weergaloze liefde. Hij gaat eraan voorbij dat ze Hem binnenkort allemaal zullen verlaten en dat een van hen Hem zal verloochenen. Hij heeft hen in Zijn dienst geroepen en Hij heeft hen geholpen in hun dienst en Hij heeft hen steeds bewaard. En toch legt Hij het feit dat zij steeds bij Hem zijn gebleven in Zijn verzoekingen uit als hun volharding! Hij heeft ook een enorme beloning voor hen. Hij beschikt voor hen een koninkrijk, dat is een taak om te regeren en een terrein om over te regeren, net zoals Zijn Vader Hem dat heeft beschikt. Hier plaatst de Heer Jezus Zijn discipelen op dezelfde hoogte voor de Vader als die Hij heeft. Het welbehagen dat de Vader heeft om hun het koninkrijk te geven (Lk 12:32), is het welbehagen van de Zoon. De Vader en de Zoon stemmen hierin overeen en de discipelen zijn het voorwerp ervan. Het eerste is evenwel niet het regeren, maar de gemeenschap met Christus, wat tot uitdrukking komt in het eten en drinken aan Zijn tafel. Wat een groot voorrecht dat Hij ons daartoe roept. Hij heeft het hele werk volbracht, Hij verdient alles en in Zijn grote genade laat Hij ons daarin delen omdat we in Hem hebben mogen geloven. Hoe groot is Hij toch! Vanuit de gemeenschap met Hem mogen Zijn discipelen op tronen zitten om de twaalf stammen van Israël te oordelen. De tafel is het symbool van persoonlijke familie-intimiteit; de troon is het symbool voor de openbare tentoonspreiding van majesteit. Er is een troon voor iedereen die hier op aarde geen troon voor zichzelf heeft gezocht, maar de Heer gevolgd is in Zijn verwerping. De discipelen krijgen een taak van regering over Israël. Oordelen betekent niet het vonnis voltrekken, want dat is al gebeurd als de tijd van regeren voor de discipelen aanbreekt. De tijd van regeren is voorafgegaan door de oordelen die we in het boek Openbaring vinden. Oordelen betekent hier met inzicht besturen ten goede, tot zegen.
Copyright information for
DutKingComments