Luke 24:32-36

De Heer maakt Zich bekend

Al wandelend en sprekend zijn ze het dorp genaderd waarheen ze op weg zijn. De tijd zal gevlogen zijn. De Heer maakt aanstalten om afscheid te nemen. Hij dringt niet aan, maar beproeft of er een verlangen is om Hem uit te nodigen. Dat blijkt bij Kléopas en zijn metgezel het geval te zijn. Ze dringen er bij Hem op aan dat Hij bij hen zal blijven. Hun wens uiten ze in die prachtige woorden die de Heiland graag ook van ons hoort: “Blijf bij ons”, en waar Hij graag gehoor aan geeft.

Het is trouwens ook al tegen de avond, de dag is al gedaald. Als er een ontmoeting met de Heer is, daalt de dag. De wereld om hen heen wordt steeds duisterder, naarmate het licht in hun hart en huis opgaat door Zijn aanwezigheid. De Heer gaat mee naar binnen. Hij zoekt geen onderkomen voor één nacht, maar Hij zoekt hen. Hij wil bij hen verblijven om er nooit meer weg te gaan. En zij zoeken Hem, want ze willen graag nog meer van deze Vreemdeling horen over Hem Die hen, ondanks Zijn verdwijning, nog dierbaarder is geworden door wat Hij heeft verteld.

Zodra de Heer op de uitnodiging is ingegaan en bij hen is binnengegaan, neemt Hij niet de plaats van Gast, maar van Gastheer in. Wat normaal gesproken hij doet die uitnodigt, doet de Heer uit eigen beweging, zonder toestemming te vragen. Hij neemt het brood voor het avondeten, Hij zegent, Hij breekt het en Hij deelt het uit aan hen die Hem hebben uitgenodigd en bij wie Hij te gast is.

Dit is niet de viering van het avondmaal, want dat gebeurt als de gemeente samenkomt, dat wil zeggen in gemeenteverband. De Heer zegt ook niets over een denken aan Hem, een doen tot Zijn gedachtenis. Hij breekt eenvoudig het brood voor de maaltijd. Toch is het niet een gewone handeling, maar Zíjn handeling. Hij breekt het brood om Zich daardoor aan Zijn discipelen bekend te maken, want het breken van het brood dat Hij hier doet, stelt voor dat Hij Zichzelf heeft overgegeven in de dood.

Op het moment dat Hij het brood breekt en het hun geeft, wordt de bedekking van hun ogen weggenomen en zien ze Wie Hij is. Hun ogen worden geopend en ze herkennen Hem. Op hetzelfde moment wordt Hij onzichtbaar. Daarmee geeft Hij aan dat hun verhouding met Hem nu op een andere grondslag is gekomen. Hij is namelijk het voorwerp van geloof geworden (2Ko 5:7). Het is niet langer een zichtbare Messias. Toch is Hij voor het geloof even reëel aanwezig als wanneer Hij lichamelijk, zichtbaar, aanwezig zou zijn. Hoe echt en reëel is ons geloof? Zou het in de praktijk echt geen verschil maken als Hij lichamelijk aanwezig zou zijn?

De twee discipelen verbazen zich er niet over dat de Heer ineens onzichtbaar is. Ze begrijpen nu hoe de situatie is omdat ze Zijn onderwijs hebben begrepen. Hij heeft tot hun hart gesproken dat eerst zo traag was. Hij heeft het brandend gemaakt voor Hem. Dat zeggen ze tegen elkaar.

Toen Hij onderweg tot hen sprak, heeft Hij hun hart (niet: harten), dat een van gevoelen is, aangesproken toen Hij de Schriften voor hen opende. Dat is meer dan alleen de Bijbel opendoen en lezen. Het is de Schrift uitleggen en er de ware betekenis van duidelijk maken. Het onderwijs uit de Schrift heeft tot gevolg dat we de Schrift verstaan. Dat zal een werk in ons hart doen. Door samen te luisteren naar onderwijs uit Gods Woord waarin de dingen worden betrokken op de Heer Jezus, worden de harten van allen tot één hart samengesmolten.

Terug naar Jeruzalem

Na deze wonderlijke ontdekking en ervaring is hun hele teleurstelling omgeslagen in grote blijdschap. Dit moeten ze met de andere discipelen gaan delen. Ze denken niet meer aan Hem als Degene van Wie zij hoopten dat Hij Israël zou verlossen. Israël zou ook nog lang niet worden verlost. Wat dat betreft, was er niets veranderd.

Ze hebben echter de opgestane Heer gezien en door het onderwijs uit Gods Woord hebben ze begrepen dat de weg van de Heer naar de heerlijkheid door lijden moest gaan. Hun geloof en hoop zijn daardoor levend en ook gezond geworden en daarvan gaan ze de discipelen vertellen. Dat willen ze delen. Bij ons is dat ook zo. Alles wat we in het Woord hebben gezien van de Heer Jezus, zal een uitwerking hebben in ons leven. Het zal ons tot getuigen maken, dat kan niet anders.

In Jeruzalem aangekomen vinden ze de elf apostelen met een aantal anderen samengekomen. Voordat de Emmaüsgangers hun enthousiaste getuigenis kunnen geven, roepen de anderen hun al toe dat de Heer is opgewekt. Het is hun namelijk al bekend door Petrus, want de Heer is aan hem verschenen.

We zien hoe snel de getuigenissen van de opstanding van de Heer zich vermeerderen. We horen als het ware een beurtzang met als thema de opstanding van de Heer Jezus waarin de persoonlijke ontmoetingen met Hem worden bezongen. Wat zou het mooi zijn als in de christelijke samenkomsten dat aspect ook veelvuldig aan de orde zou zijn. Dat mag letterlijk door het zingen van liederen gebeuren; het mag ook in persoonlijke getuigenissen gebeuren.

Na het warme onthaal vertellen de twee ook van hun ontmoeting met de Heer en hoe Hij hun is bekend geworden in die handeling die zo tot hun hart heeft gesproken. Tot hen heeft Hij weer op een andere manier gesproken en Zich aan hen bekendgemaakt. Bij hen is het de handeling die spreekt van Zijn dood. Dat delen ze met de anderen.

Verschijning aan de discipelen

Als de harten vol zijn van de Heer Jezus en de ervaringen van ontmoetingen met Hem worden uitgewisseld, kan het niet anders of Hij komt daar Zelf in het midden. Hij vertoont Zich aan hen en spreekt de vertroostende en bemoedigende woorden: “Vrede zij u.” De reactie van de discipelen die Hem voor het eerst zien, is niet bemoedigend voor de Heer. Ze worden bang voor Hem en menen een geest te zien. Ze hebben de verhalen van de anderen wel gehoord, maar zelf nog geen ontmoeting met Hem gehad. Zoals bij de vorige ontmoetingen moet de Heer ook nu eerst een drempel van ongeloof wegnemen. Er is geen spontane blijdschap.

Hij vraagt hun waarom ze ontsteld zijn en waarom er overleggingen in hun hart opkomen. Hij stelt die vragen omdat Hij een andere reactie had mogen verwachten. Ze hebben toch al verschillende getuigenissen van Zijn opstanding gehoord? Waarom hebben ze die niet geloofd? Maar Hij komt hun tegemoet. Hij wijst hen op Zijn handen en Zijn voeten. Daarin zijn de wonden van het kruis nog te zien en ze zullen eeuwig te zien zijn. Hij zal daaraan tot in eeuwigheid gekend worden. Het is het bewijs dat Hij het Zelf is. Hij stuurt niet iemand anders die over Zijn wonden vertelt, maar Hij toont ze Zelf.

Hij nodigt hen uit Hem te betasten en zich ervan te overtuigen dat ze geen geestverschijning zien, maar een Mens. Hij is na Zijn opstanding nog steeds Mens en waarachtig Mens en dat zal Hij tot in eeuwigheid zijn. Hij heeft vlees en beenderen. Van bloed spreekt Hij niet, want dat heeft Hij eens voor altijd gestort.

De Heer laat Zijn woorden volgen door het tonen van Zijn handen en voeten. Hij benadrukt hiermee dat Hij, Die hier als de Levende voor hen staat, Dezelfde is als Degene Die goeddoende (met Zijn handen) door het land is gegaan (met Zijn voeten) (Hd 10:38), met als resultaat dat Hij aan het kruis werd gehangen en daar gestorven is.

Dan slaat de angst en bangheid van de discipelen om in blijdschap. Het is een blijdschap van hun hart en niet van hun verstand. Er gaat een golf van vreugde door hen heen, hun harten zijn overstelpt, maar hun verstand kan het nog niet bevatten. Ze horen en zien hun Heer, maar het is nog zo onwerkelijk. Het laatste wat ze van Hem zagen, was dat Hij dood aan het kruis hing, gemarteld en volkomen uitgeput. Dagen hebben ze met dit beeld in hun gedachten rondgelopen en nu staat Hij hier ineens als de Opgestane in een verheerlijkt lichaam voor hen. Zeker, Hij is het, maar toch, het kan niet waar zijn.

De Heer komt hun nog verder tegemoet in hun grote verbazing. Hij wil hun de zekerheid geven dat Hij het echt is en dat Hij echt is. Hij vraagt of ze iets te eten hebben. Dat hebben ze. Ze hebben een stuk gebakken vis en een stuk van een honingraat. Dat geven ze Hem. De gebakken vis spreekt van het oordeel dat Hij heeft gedragen. De honing spreekt van de zoetheid van de betrekkingen tussen de gelovigen als resultaat van Zijn werk aan het kruis. De Heer neemt het en eet het voor hun ogen op, om hen ervan te overtuigen dat het allemaal waar is wat ze waarnemen. Ze dromen niet.

Copyright information for DutKingComments