‏ Luke 8:11

Uitleg van de gelijkenis van de zaaier

De Heer Jezus zaait het Woord van God. Hij reist rond om dat te prediken en te verkondigen. Overal waar Hij het spreekt, komt het zaad van het Woord in een bepaald soort grond terecht. We lezen bij alle soorten grond dat zij het Woord ‘horen’. Toch brengt het niet in alle gevallen vrucht voort. Het zaad openbaart wat het karakter van de grond is waarin het valt. Het zaad wordt vereenzelvigd met de hoorder.

De Heer spreekt het Woord van God. Zij die bij de weg gezaaid zijn, zijn zij die horen. Ze horen wel, maar de duivel komt en neemt het Woord uit hun hart weg. Daardoor geloven ze niet en worden niet behouden. Deze hoorders zijn geen vrucht voor het koninkrijk. Zo’n zaad, dat wil zeggen zo’n hoorder, is Simon uit het vorige hoofdstuk (Lk 7:36-47).

De tweede soort zaad zijn zij die op de rots zijn gezaaid. Deze hoorders zijn ook geen vrucht voor het koninkrijk. Even lijkt het erop of het wel zo is. Ze horen het Woord en ontvangen het met vreugde. Het Woord van God brengt echter niet eerst vreugde, maar droefheid. Het doet eerst het werk van de ploeg in het geweten en maakt een mens zijn zonden bekend.

Als dat werk niet gebeurt, is er geen wortel. Dan wordt er voor een tijdje geloofd, maar als het geloof beproefd wordt, blijkt het er niet te zijn. De verzoeking kan zijn door verdrukking, maar ook door verleiding. Ze vallen af van hun aanvankelijke belijdenis. Een innerlijk werk van levendmakend geloof is er nooit geweest. Het is slechts een uiterlijke zaak geweest.

De derde soort zaad zijn zij die horen, maar tussen de dorens opgroeien. De dorens overwoekeren het zaad. Ook zij lijken even vrucht te dragen, maar het is geen rijpe vrucht. De Heer noemt drie redenen waardoor het zaad niet werkelijk kan ontkiemen en tot rijpe vrucht kan komen. In de eerste plaats zijn er zorgen. Iemand kan omkomen in zijn zorgen, terwijl hij ze bij de Heer had kunnen brengen. Dat zou het bewijs zijn geweest dat het zaad vrucht had gedragen. Tegenover de zorgen staat de rijkdom. Iemand kan ook daardoor zo in beslag zijn genomen, dat het Woord geen vrucht draagt. Hij heeft zijn rijkdom niet aan de Heer gegeven. In de derde plaats kunnen de genietingen van het leven een oorzaak zijn dat het Woord geen vrucht draagt. Mensen horen het Woord, vinden het goed klinken, maar gaan op in alles wat het leven biedt. Het ware genot vinden ze niet in het leven van en voor de Heer.

Ten slotte is er de goede aarde. Dat zijn zij die het Woord horen en bij wie het door het hart wordt opgenomen en daarin wordt bewaard. De Heer noemt zo´n hart “een uitnemend en goed hart”. Dat hart is overtuigd van Wie de Heer is en van de waarheid van Zijn Woord. Bij die hoorder is een levensverbinding ontstaan tussen zijn hart en de Heer.

In de gelijkenis spreekt de Heer over honderdvoudig vrucht dragen (Lk 8:8). Het gaat hier om het Woord van God. Dan is het alleen vóór of tegen, alles of niets, honderdvoudige vrucht of geen vrucht. Waar het Woord ontvangen wordt in een eerlijk of uitnemend of overtuigd hart, zal er vrucht zijn en blijven. De vrucht beantwoordt aan het zaad.

De vrucht die met volharding wordt gedragen, is de liefde voor God en de Heer Jezus. Zij die het Woord horen en bewaren, gaan volhardend door, want de drijfveer voor hun handelingen is Christus. Als er moeilijkheden komen, als er teleurstelling is, zelfs van medegelovigen, gaan ze toch door, want ze zien op Christus.

Copyright information for DutKingComments