Mark 1:1-13

Inleiding

Vooraf

Als we een persoonsbeschrijving van iemand geven, kunnen we dat vanuit verschillende gezichtshoeken doen. Zo kunnen we bijvoorbeeld iemand belichten als vader van een gezin. Daarnaast is het ook mogelijk diezelfde persoon te beschrijven als collega of als buurman. Op deze wijze zien we hoe vier evangelisten – onder de inspiratie van de Heilige Geest – verslag doen van het leven van de Heer Jezus tijdens Zijn verblijf op aarde. In de vier levensbeschrijvingen die we daardoor in de Bijbel hebben, vertelt Mattheüs in zijn evangelie over de Heer Jezus als Koning, Markus stelt Hem als Dienaar voor, Lukas beschrijft Hem als de ware Mens en Johannes ten slotte schrijft over Hem als de eeuwige Zoon van God.

Het doel van dit evangelie is dat we naar de Heer Jezus kijken als Knecht. Vandaar dat de oproep: “Zie, Mijn Knecht” (Js 42:1) als ondertitel voor dit boek is gekozen. Wie dit evangelie leest met het verlangen Hem als Knecht of Dienaar te zien, zal Hem leren kennen als Degene Die de gestalte van een slaaf heeft aangenomen (Fp 2:7), om tot in eeuwigheid Dienaar te zijn (Lk 12:37).

Ger de Koning

Middelburg, september 2009, nieuwe versie 2022

Doel van het evangelie naar Markus

Van de vier evangelisten geeft Markus het duidelijkste verslag van de historische volgorde van de dienst van de Heiland. Hij stelt Hem voor als de ware Dienaar of Knecht (Js 53:11), waarbij Hij tegenover Israël staat, dat een ontrouwe knecht is geworden. We zien Hem in dit evangelie in de nederige gestalte van een slaaf (Fp 2:6-8; vgl. Ex 21:6; Lk 12:37; Hb 5:8). Markus schrijft aan christenen uit de heidenen, opdat zij in navolging van de ware Dienaar kunnen leren hoe zij moeten dienen.

In vergelijking met de andere evangeliën vinden we in dit evangelie weinig woorden van de Heer, maar lezen we meer over Zijn werk en dienst. Dit wordt kernachtig uitgedrukt in het sleutelvers van dit evangelie, dat er tevens als opschrift voor kan dienen: “Want de Zoon des mensen is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen en Zijn leven te geven tot een losprijs voor velen” (Mk 10:45). Dit vers is ook de verbinding tussen de twee delen van dit evangelie. Het gedeelte ervoor gaat over Zijn dienst, terwijl het gedeelte erna over Hem gaat als het offer, en wel als het zondoffer.

De schrijver Markus

Dat juist Johannes Markus dit evangelie mocht schrijven, is een bijzonder bewijs van de genade van God. Als metgezel van Paulus en Barnabas heeft hij hen tijdens hun eerste zendingsreis in de steek gelaten vanwege het werk van de Heer (Hd 12:12; 25; Hd 13:13). Hij wordt zelfs de aanleiding van verbittering en verwijdering tussen deze twee dienaren van de Heer (Hd 15:37; 39). Maar God is de God van de herkansing. Van dit falen is hij hersteld (Ko 4:10; 2Tm 4:11; 1Pt 5:13), zodat hij, die zelf een ontrouwe dienaar is geweest, nu kan en mag schrijven over de trouwe Dienaar.

Begin van het evangelie

Vanaf het begin van dit evangelie wordt ervoor gewaakt dat we niet vergeten dat de volmaakte Dienaar tevens de Zoon van God is. Markus stelt Hem, onder de leiding van de Heilige Geest, dan ook allereerst voor in Zijn heerlijkheid. Hij is “Jezus Christus, <[de] Zoon van God>”. Hij onderstreept dat in de Mk 1:2-3 met enkele citaten uit het Oude Testament.

Zijn waardigheid als de Zoon van God toont aan dat Hij vrijwillig Slaaf werd, zonder daartoe door iemand gedwongen te zijn. Ook ontbreekt hier een geslachtsregister, want dat is voor een dienaar niet belangrijk. Over Zijn geboorte en jeugd wordt evenmin iets meegedeeld. Bij een dienaar is slechts één ding belangrijk en dat is zijn dienst.

Het “begin” waarover Markus hier spreekt, slaat dan ook niet op de schepping (Gn 1:1) en nog minder op Zijn eeuwig bestaan (Jh 1:1). Het slaat ook niet op Zijn komst op aarde (1Jh 1:1). Het slaat op het begin van Zijn dienstwerk op aarde (vgl. 2Th 2:13; Fp 4:15). Het is het begin van het “evangelie”, dat betekent ‘goede boodschap’. Jezus Christus komt met een goede boodschap van God.

In het citaat, dat uit Maleachi 3 komt (Ml 3:1), wordt duidelijk dat Hij van Wie de weg moet worden bereid, in Zijn Godheid wordt gezien, dat is als ‘Jahweh’. Hier, in Markus, staat “voor U uit” (“U” is de Heer Jezus) en in Maleachi staat dat God zegt “voor Mijn aangezicht”, dat is het aangezicht van Jahweh. De “bode” is Johannes de doper. Hij bereidt de weg in de harten van mensen, zodat Jahweh in hun harten kan komen. Deze nederige Mens is niemand anders dan Jahweh, God Zelf. Dat blijkt ook uit het tweede citaat. Daarin spreekt Jesaja over het bereiden van de weg van “[de] Heer” en ook dat is niemand anders dan Jahweh Zelf (Js 40:3).

De plaats van het optreden van Johannes is “de woestijn”. Deze plaats geeft de geestelijk dode toestand van Israël voor God aan. Johannes is niet meer dan een “stem”. Het gaat er niet om wie hij is, maar om zijn boodschap. Het bereiden van de weg moet gebeuren in het hart van de mens door middel van berouw en bekering.

“Recht” is in het Grieks hetzelfde woord als ‘terstond’, een woord dat zo vaak in dit evangelie voorkomt. Als wij geen rechte paden gaan, paden zonder bochten of omwegen, kunnen we ook niet ‘terstond’ handelen. Wat Johannes doet, is ook een opdracht voor ons. Ook wij behoren te prediken dat mensen de weg van de Heer moeten bereiden en zonder uitstel Zijn paden recht moeten maken.

Prediking van Johannes de doper

In dit gedeelte zien we de wegbereider en de wijze waarop hij de weg bereidt. Hiervoor heeft Johannes zich buiten het gezelschap begeven dat hij moet veroordelen. De plaats waar hij verblijft, is niet Jeruzalem, maar de woestijn omdat die overeenkomt met de toestand van het hart van de mens. De mensen moeten de stad verlaten en tot hem komen.

Johannes is hier ‘buiten de legerplaats’, dat is het godsdienstig stelsel dat door God is ingesteld, maar waar Hij geen plaats meer heeft. Hij doopt tot een levende Messias, want alleen daardoor kunnen de Joden deel krijgen aan de beloofde zegeningen die samenhangen met de komst van de Messias. Daarvoor is eerst bekering nodig, met in aansluiting daarop de doop.

Allen die de juiste gezindheid voor de ontvangst van de Messias hebben, komen uit hun omgeving naar hem toe en belijden hun zonden. Om bij de Messias te horen is het nodig om buiten de legerplaats te gaan, om uit te gaan tot Hem (Hb 13:13). Zowel de plaats waar Johannes is – de woestijn (Mk 1:4) – als zijn kleding en voedsel, laten zien dat hij zich van de massa van het volk heeft afgezonderd (vgl. 2Kn 1:8). Sprinkhanen zijn reine dieren (Lv 11:22) en honing is het voedsel van het land (Nm 13:27).

Hij spreekt hier de menigte niet aan, maar geeft getuigenis aangaande Christus. De Persoon van Wie hij de bode is, is ver boven hem verheven. Ondanks de enorme toeloop zien we bij Johannes een diepe nederigheid en het bewustzijn van onwaardigheid. Dat is altijd zo als we wandelen in het licht van de Goddelijke tegenwoordigheid.

Hij erkent ook dat de doop die de Persoon uitvoert van Wie hij de bode is, ver boven zijn doop is verheven. Hij kondigt de Heer Jezus aan als Degene Die met de Heilige Geest zal dopen, wat we op de dag van het Pinksterfeest in Handelingen 2 zien gebeuren (Hd 2:1-4; 33). Iemand Die op deze wijze de Heilige Geest kan uitstorten, kan niemand anders zijn dan God Zelf. Hier wordt geen melding gemaakt van de doop met vuur, zoals wel in Mattheüs 3 en Lukas 3 (Mt 3:11; Lk 3:16), omdat alles hier in direct verband staat met het evangeliewerk van de Heer in genade.

Doop van de Heer Jezus

De Heer komt van Nazareth in Galiléa. Nazareth is een verachte stad (Jh 1:47). Het land Galiléa, waar de mensen een dialect spreken (Mt 26:73), is veracht vanwege zijn vermenging met de heidenen (Mt 4:13-15). Dit achtergebleven gebied is het gebied waar Hij is opgegroeid. Ook wat dat betreft, heeft Hij geen aanzien. De weg van God voert Hem van Nazareth in Galiléa naar de Jordaan, want daar moet Hij door Johannes worden gedoopt. Van daaruit zal Hij Zijn dienstwerk gaan beginnen.

In de doop neemt Christus de plaats van Zijn volk in voor God. Hij heeft niets met zonde te doen. Maar door Zich te laten dopen toont Hij Zijn verlangen Zich te voegen bij diegenen van Zijn volk die onder de invloed van het Woord de eerste stap in de goede richting zetten.

Als Hij uit het water opstijgt, ziet Hij terstond de hemelen scheuren en de Geest als een duif op Zich neerdalen. In dit evangelie komt ongeveer veertig keer het woord “terstond” voor. Dit woord duidt niet op haast, maar geeft een handelen zonder aarzeling aan, een beslist optreden.

God laat Hem zien dat Hij de hemelen scheurt. Over het scheuren van de hemelen lezen we alleen in dit evangelie, dat de Zoon als de volmaakte Dienaar voorstelt. Het toont de volle vreugde van God over Hem Die Zich in Zijn doop met Zijn berouwvolle volk een maakt. De Heer Jezus ziet de hemelen scheuren, het is voor Hem bedoeld. Ook het ontvangen van de Geest is voor Hem persoonlijk omdat Hij het persoonlijk waardig is. De duif is het zinnebeeld van reinheid en vrede. Wij ontvangen de Geest omdat Hij ons waardig heeft gemaakt op grond van Zijn bloed.

Vervolgens komt er een stem uit de hemel die ook voor Christus persoonlijk bedoeld is. De woorden zijn tot Hem op aarde gericht. Eerder was er de stem, die van Johannes, in de woestijn tot het volk. Nu geeft de Vader getuigenis aangaande de Zoon, terwijl de Geest op de Zoon neerdaalt. God toont Zijn welbehagen over Zijn Knecht (Js 42:1). Hier wordt de Drie-eenheid voor het eerst volledig geopenbaard.

Door dit getuigenis van de Vader uit de hemel aangaande Zijn Zoon kan niemand Zijn doop misverstaan, alsof Hij een van de vele zondaren zou zijn die zich laten dopen. Dit getuigenis gaat aan Zijn dienst vooraf en geeft er de ondersteuning aan. Het is bedoeld voor de omstanders, maar gericht tot de Heer Jezus persoonlijk. Het is een persoonlijke bemoediging voordat Hij Zijn dienstwerk begint.

Verzocht in de woestijn

Nadat de Heer Jezus is bestraald door hemels licht, begeeft Hij Zich nu, gedreven door de Geest, in de tegenwoordigheid van de vorst van de duisternis. De eerste handeling van de Geest is Hem te leiden naar een terrein waar Hij beproefd zal worden, voordat Hij aan Zijn openbare dienst begint. Ook dit gebeurt “terstond”, zonder vertraging.

Hij wordt ook ‘gedreven’, wat ziet op voortvarendheid, gedrevenheid om te dienen. Dit woord geeft de geweldige kracht van de Geest aan die Hem als Mens ter beschikking staat om de verschrikking van de woestijn, waar de satan Hem verzoekt, te trotseren. Het is Zijn natuurlijke plaats om bij God te zijn, maar de liefde en de gehoorzaamheid brengen Hem overal waar de zonde ons heeft gebracht, tot onze bevrijding.

Toen de eerste mens verscheen, werd deze ook vrijwel direct verzocht door de duivel, en de eerste mens faalde. Nu de tweede Mens verschijnt, moet Deze ook door de duivel verzocht worden. Markus spreekt over “de satan”, want het gaat om de tegenstand die Christus van deze niets en niemand ontziende vijand in Zijn dienst zal ondervinden. In totaal andere omstandigheden dan waarin Adam was, blijft Hij staande. De eerste mens was in een paradijs, de tweede Mens is in een woestijn, waarin de wereld door de zonde van de eerste mens is veranderd en waar de satan gastheer is.

Hij is “bij de wilde dieren”, dieren die wild geworden zijn door de zonde van de mens. Zij erkennen in Hem hun Schepper. Hij heeft de muil van leeuwen gesloten toen Daniël bij deze dieren in de kuil was (Dn 6:23). Hij is in majesteit bij hen, terwijl Hij toch ook de nederige Dienaar is. Dit feit zien we ook in de engelen die na de verzoekingen komen om Hem te dienen. In Eden keerden engelen zich tegen de ongehoorzame mens (Gn 3:24), hier dienen ze de gehoorzame Mens.

We horen hier geen bijzonderheden over de verzoekingen. We horen alleen dat Hij verzocht wordt, de omstandigheden waarin dat gebeurt, het resultaat en dat de verzoekingen veertig dagen duren. Het getal veertig stelt een volle tijd van beproeving voor. De satan gebruikt al zijn listen om de Heer van de weg van gehoorzaamheid af te brengen.

We vinden in het voorgaande gedeelte (Mk 1:1-13) de inleiding op het optreden van de Heer. Het is een korte inleiding, maar vol van de waardigheid van Zijn Persoon. We vinden er vier getuigenissen:

1. Het getuigenis van het Woord van God in twee citaten die aantonen dat Hij Jahweh is (Mk 1:2-3);

2. het getuigenis van Johannes: Hij is meer dan Johannes (Mk 1:7-8);

3. het getuigenis aangaande Zijn persoonlijke heerlijkheid als de geliefde Zoon, waarvan wordt getuigd in

a) het neerdalen van de Geest op Hem en

b) wat de Vader van Hem zegt (Mk 1:10-11);

4. het getuigenis van engelen in hun dienen van Hem (Mk 1:13).

Copyright information for DutKingComments