‏ Mark 12:15

Vraag over de keizerlijke belasting

Het wordt de farizeeën steeds meer ernst om de Heer uit te schakelen. Om daarvoor een aanleiding te vinden verbinden ze zich zelfs met de door hen anders zo gehate herodianen. Ze vinden elkaar in hun haat tegen Christus. Ze stellen samen een vraag over het betalen van belasting, maar vanuit een totaal verschillende achtergrond. De farizeeën verweren zich tegen het juk van de keizer omdat het de vervulling van de beloften van God in de weg staat, waarbij zij er blind voor zijn dat hun eigen zonden deze vervulling in de weg staan. De herodianen daarentegen werken met de bezetters samen vanwege de voordelen die dat oplevert.

Hoe dwaas is het om te proberen Hem Die de waarheid is op een woord te vangen. Het toont de volslagen blindheid voor Wie Christus is en de trotse hoogmoed van de mens. Het resultaat is dat zij zelf worden uitgeschakeld. Dit zien we ook in de volgende gedeelten, waar andere groepen mensen naar Hem toe komen met het plan Hem te veroordelen. Het resultaat is dat zij zelf worden veroordeeld.

Ze beginnen met de Heer te vleien. Wat ze van Hem zeggen, is waar, maar hun bedoelingen daarachter zijn vals. Dat Hij Zich “om niemand bekommert”, wil zeggen dat Hij niets doet met het oog op de waardering van mensen. Nu hebben ze een vraag waarop ze wel een antwoord van Hem zouden willen hebben. Ze bedoelen deze vraag als strikvraag. Naar hun mening kan Hij maar twee antwoorden geven: ja of nee. In beide gevallen hebben ze Hem te pakken.

Als Hij zal zeggen dat ze moeten betalen, zullen de farizeeën Hem bij het volk in diskrediet brengen. Hij kan dan immers de Messias niet zijn, want Hij geeft Israël zomaar prijs aan de overheersers. Als Hij zal zeggen dat ze niet moeten betalen, kunnen de herodianen Hem bij de overheersers aanklagen als een oproerkraaier die zich tegen het gezag van de keizer verzet. Ze vergeten echter dat ze tegenover de wijsheid van God staan en denken er in de verste verte niet aan dat ze zelf in het licht gesteld zullen worden.

De Heer maakt eerst hun huichelarij, die Hij kent, openbaar door te vragen waarom ze Hem verzoeken. Dan gaat Hij op hun vraag in. Daarvoor gebiedt Hij hun Hem eerst een denaar te brengen, zodat Hij die kan zien en waarbij Hij hen zal laten meekijken. Overigens is dit een bewijs van de armoede van de Heer. Hij haalt geen denaar uit Zijn eigen zak. Blijkbaar is de beurs leeg die door Judas wordt gedragen.

Ze brengen Hem een denaar. De denaar was een betaalmiddel onder het volk. Door het gebruik ervan bewezen ze de overheersing allang te hebben geaccepteerd. Hij houdt hun de denaar voor en laat hun het beeld zien en het opschrift lezen. Dan vraagt Hij over wie het gaat op dit geldstuk. Daarop kunnen ze maar één antwoord geven, het juiste antwoord: het beeld van de keizer en zijn opschrift staan op dit geldstuk. Als zij hun hart op de juiste plaats hadden, zouden ze beschaamd hebben gestaan over het feit dat het geld dat in hun land in omloop is, Romeins geld is. Hij laat hen voelen dat hun eigen schuld en zonde hen onder het gezag van Rome hebben gebracht en tot nu toe gehouden.

Ze vallen in de kuil die ze voor de Ander hebben gegraven. Zijn antwoord is dat ze de keizer het zijne en God het Zijne moeten geven. Ze doen geen van beide. Ze zijn geen eerlijke onderdanen van de keizer en nog minder trouw aan God. Als ze de raad van de Heer zouden opvolgen, zouden ze erkennen dat ze door eigen schuld, wegens eigen zonden, onderworpen zijn aan de keizer en daarom verplicht zijn hem belasting te betalen. Tevens zouden ze beseffen dat God nooit ophoudt God te zijn en dat ze daarom verplicht zijn Hem te geven wat Hem toekomt.

Voor ons betekent aan God geven wat Hem toekomt dat wij onszelf aan God geven (Rm 12:1), want ook op ons staat een beeld en opschrift en wel dat van God. De Heer Jezus heeft recht op ons. De gelovigen zijn een brief van Christus, gelezen door alle mensen (2Ko 3:2). Dat is het positieve tempelonderwijs. Het gaat om het geven van het offer van onszelf aan God.

Wat de vijanden betreft, komt daarbij dat ze staan tegenover Hem Die God is, maar dat ze Hem niet kennen. Omdat ze de Heer Jezus niet kennen, kennen ze God niet en omdat ze Hem niet eren, geven ze God niet wat Hem toekomt (Jh 5:23). Hun enige reactie is dat ze zich over Hem verwonderen. Ze staan perplex en doen er verder het zwijgen toe.

Copyright information for DutKingComments