‏ Mark 4:29

Gelijkenis van het vanzelf groeiende zaad

De Heer spreekt een gelijkenis uit over het koninkrijk van God. Hij vergelijkt dat koninkrijk met een mens die zaad in de aarde werpt. Die mens is Hijzelf. Hij zaait om het koninkrijk van God te doen ontstaan. Het ontstaan van dat koninkrijk is Zijn werk. In deze en de volgende gelijkenis gaat het om de twee zijden van het christelijk getuigenis op aarde. In de eerste gelijkenis – deze komt alleen in dit evangelie voor – zien we de Heer Jezus als een mens die heeft gezaaid en zich ogenschijnlijk verder niet met het zaad bemoeit.

Zoals het zaad opkomt zonder enige handeling van de zaaier, zo zal Christus het evangelie zich laten verspreiden in de wereld zonder op merkbare wijze tussenbeide te komen. Het kenmerkende van het koninkrijk is dat de Koning niet aanwezig is. Voor de dienaar betekent het dat hij gewoon moet zaaien en de groei moet overlaten aan de Heer. Wij hoeven ons er niet om te bekommeren wat het zaad doet, wij hoeven alleen te zaaien.

Wij weten dat God de groei geeft (1Ko 3:6). Daaraan kan de dienaar geen enkele bijdrage leveren. Hij zaait en kan verder niets doen. De voortgang van het evangelie hangt niet af van de bedrijvigheid en doeltreffendheid van de arbeiders, maar van de kracht van het zaad zelf. Het is het Woord van God dat werkt (1Th 2:13). Op het groeiproces hebben wij geen enkele invloed. Maar wat wordt gedaan in trouw aan God, zegent Hij in het verborgene. Deze ‘groeiwet’ illustreert het groeien in de genade en in het begrip van de geestelijke werkelijkheden. We worden niet ineens gerijpte christenen; daar is een proces voor nodig.

Als het werk van God in het verborgene is afgerond, kan de oogst plaatsvinden. Dan zien we de grote Dienaar weer actief worden. Zoals Hij bij het zaaien persoonlijk betrokken is, zo is Hij dat ook bij het maaien, terwijl Hij tijdens de groei schijnbaar niet betrokken is.

Copyright information for DutKingComments