‏ Mark 5:25-34

Een bloedvloeiende vrouw genezen

De vertraging die de Heer onderweg naar het dochtertje van Jaïrus ondervindt, wordt zelfs een oponthoud. Hij wordt opgehouden door een vrouw in grote nood die in haar ellende niemand anders weet die nog uitkomst kan bieden dan Hij. Al twaalf jaar lang heeft zij een bloedvloeiing. Zij is net zo lang onrein als het meisje oud is. Ze voelt het leven langzaam uit zich wegvloeien. Vanuit zichzelf is ze, evenals het meisje, niet in staat verandering in haar toestand te brengen.

In het meisje kunnen we een beeld van Israël zien dat tijdelijk terzijde wordt gesteld. Hoewel de Heer voor Israël als geheel is gekomen, gaat Zijn aandacht eerst naar de enkeling in het volk die een beroep op Hem doet. Dat zien we in de vrouw die tot Hem komt.

De vrouw heeft al van alles geprobeerd om genezing te vinden. Het heeft haar alles gekost, maar zonder resultaat. Nee, alle pogingen om de kwaal te stoppen, hebben deze alleen maar erger gemaakt. Zo is het met een mens die leeft zonder God en inziet dat dit leven niet voldoet. Hij probeert er van alles aan te doen om zijn leven leefbaar te maken. Hij geeft er al zijn geld aan uit, maar de leegte blijft en wordt na elke poging alleen maar groter. Pas als de Heer Jezus in zijn leven komt, is het mogelijk het ware leven te leven.

Evenals Jaïrus blijft er voor de vrouw niets anders over dan tot Christus te gaan. Maar anders dan Jaïrus durft zij niet openlijk bij Hem te komen. Ze benadert Hem daarom zo onopvallend mogelijk van achteren en raakt Zijn kleed aan.

De vrouw heeft zoveel vertrouwen in Hem, dat ze gelooft dat zelfs een aanraking van Zijn kleren haar van haar kwaal zal genezen. Dit spreekt van een geloof dat in Hem de unieke Mens ziet. Waarom zouden Zijn kleren meer kracht hebben dan kleren van anderen? Omdat Hij ze draagt. Zijn kleren spreken van Zijn uiterlijke openbaring. Als Mens heeft Hij altijd alleen de wil van God gedaan. Dat heeft nooit enig ander mens gedaan.

Zijn kleren spreken van de volmaaktheid van Zijn leven, een leven dat nooit iets van zonde heeft gekend of gedaan (2Ko 5:21; 1Pt 2:22). In Hem is geen zonde (1Jh 3:4), geen zondige natuur. Hij is namelijk “dat Heilige” Dat geboren is (Lk 1:35). Dat maakt Hem tot de unieke Mens Die Hij ook nu in de hemel nog steeds is en altijd zal blijven.

De aanraking in geloof blijft niet zonder gevolgen. De vrouw krijgt naar haar geloof. Zodra ze Hem heeft aangeraakt, merkt ze dat het wegvloeien van het bloed ophoudt.

De vrouw in vrede heengezonden

Deze daad van genezing is geen daad die de Heer niets kost. Zoals bij elke genezing voelt Hij ook in het genezen van deze kwaal de pijn van de ziekte (Mt 8:17). Hij merkt dat er kracht van Hem is uitgegaan. Daarbij weet Hij natuurlijk ook wie Hem heeft aangeraakt. Hij vraagt er echter naar omdat Hij wil dat de vrouw zich bekendmaakt. Anders zou ze als het ware met een gestolen zegen verder leven.

De discipelen begrijpen nog steeds weinig van hun Meester. Ze menen Hem te moeten wijzen op een vanzelfsprekende zaak. Het is in hun ogen niet logisch een dergelijke vraag te stellen. Ze begrijpen echter niet dat Hij ieder mens kent die Hem aanraakt, of dat nu per ongeluk of bewust gebeurt. Hij weet ook dat onder al die mensen alleen deze vrouw Hem heeft aangeraakt omdat ze in Hem gelooft.

Hij kent al die mensen die belijden met Hem in verbinding te staan en in kerkelijke registers staan opgeschreven als lidmaat van dit of dat kerkgenootschap. Hij kent ook al die mensen die over Hem preken. Het zijn allemaal mensen die iets met Hem hebben. Hij kent tussen al die mensen ook hen die werkelijk in Hem geloven.

De Heer reageert niet op de goedbedoelde, maar zo misplaatste opmerkingen van Zijn discipelen. Al Zijn aandacht gaat naar de vrouw uit “die dat gedaan had”, die tot deze geloofsdaad is gekomen. Hij zoekt speciaal haar. Zijn belangstelling gaat altijd uit naar hen die Hem in hun nood zoeken. Hij wil hen niet alleen genezen, maar ook Zijn vrede geven.

Omdat de vrouw de zegen als het ware heeft gestolen, moet ze voor de dag komen. De Heer wil dat ze Zijn zegen ontvangt als een vrije, volkomen gift in een persoonlijke en openlijke ontmoeting met Hem. Met angst en beven vertelt ze “Hem de hele waarheid”. De Heer Jezus bevestigt Zijn verleende zegen door haar te verzekeren van behoudenis, vrede en genezing. Hij zet daardoor als het ware Zijn zegel op haar geloof.

Hij is de Zoon van God Die leven heeft in Zichzelf (Jh 5:26). Het geloof daarin brengt de kracht daarvan tevoorschijn door Hem aan te raken. Uiterlijk gezien is Hij in het midden van Israël, maar alleen het geloof geniet de zegen omdat het een besef heeft van de eigen nood en van Zijn heerlijkheid. Waar de nood van de mens in verbinding wordt gebracht met Zijn heerlijkheid, is het gevolg dat de nood verdwijnt en Zijn heerlijkheid stralend zichtbaar wordt.

Copyright information for DutKingComments