Matthew 20:8
De uitbetaling
Het tijdstip van de uitbetaling van het loon komt. Met wijsheid bepaalt de heer van de wijngaard hoe de uitbetaling moet gebeuren. Hij zegt tegen zijn beheerder dat hij met uitbetalen met de laatsten moet beginnen. Zij krijgen eerst betaald. Dat zien dan de anderen, vooral zij die het eerst in de wijngaard zijn gegaan. De handelwijze van de heer zal openbaar maken wat er in hun hart is. Als de lichting werkers die het laatst in zijn wijngaard is gegaan, wordt uitbetaald, krijgen allen tot hun verbazing ieder een denaar. In zijn genade geeft de heer aan hen die slechts één uur hebben gewerkt, het loon voor een hele dag werken. Ten slotte komen de eersten. Zij hebben gezien hoe zij die slechts één uur hebben gewerkt, een denaar hebben gekregen. Het lijkt hun niet meer dan logisch dat zij dan twaalf denaren krijgen. Zij hebben ten slotte een hele dag van twaalf uur, het klokje rond, gewerkt. Rekenen kunnen ze goed. Laat het misschien wat minder zijn, maar ze rekenen in elk geval op meer dan een denaar. Zij krijgen echter rechtvaardig het overeengekomen loon van een denaar. Als ze dat zien, uiten ze hun ongenoegen daarover. Ze vinden dat ze onrechtvaardig worden behandeld en beklagen zich bij de heer des huizes. Ze voelen zich tekortgedaan. Daar worden ze even gelijkgesteld met hen die maar een uurtje hebben gewerkt, terwijl zij de last van de dag en de hitte hebben verdragen. Hun klacht betreft de handelwijze van de heer des huizes. Zij vinden het onterecht dat de laatsten met hen gelijk worden gesteld, terwijl zij veel meer inspanning hebben moeten verrichten.Alleen van de groep die het laatst wordt uitbetaald en het eerst is begonnen, komt er commentaar. Geen van de andere groepen, waarvan er toch ook een is die de hitte van de dag heeft verdragen, zegt iets over de uitbetaling aan de eerste groep die het laatst is begonnen. Zij beseffen de genade in de uitbetaling. Het commentaar komt – en dat is de les – van mensen van de wet die God tot een schuldenaar van de mens maken.De heer antwoordt een van hen. Dat zou best wel eens de man kunnen zijn die als allereerste de wijngaard is binnengegaan. Hij noemt hem “vriend” en wijst hem erop dat hij hem geen onrecht aandoet. Hij herinnert deze ‘vriend’ aan de overeenkomst. Als hij hem uitbetaalt waarvoor hij zelf heeft getekend, wat is er dan voor onrechtvaardigs aan zijn handelwijze? De werker mag zijn geld nemen en heengaan. Het is zijn geld geworden, de heer noemt het “het uwe”. Hij heeft het echt verdiend en hij mag het besteden zoals hij wil. In zijn genade heeft de heer van de wijngaard aan de laatsten net zoveel gegeven als aan de eersten. De heer spreekt over “deze laatste”, dat is één persoon, met wie hij degene zal bedoelen die werkelijk als allerlaatste de wijngaard is binnengegaan. Wat de heer aan de laatste heeft gegeven, is niet de zaak van de werker van het eerste uur, maar is de zaak van de heer. Wie is de arbeider dat hij de heer zegt wat hij met zijn geld moet doen? Is de heer daarin niet vrij? Of is het eerder zo, dat de betoonde goedheid aan anderen de boosaardigheid van het hart openbaart van hen die menen meer rechten te hebben?
Copyright information for
DutKingComments