Nehemiah 3:8-13
Uzziël en Hananja
De volgende bouwers die ons worden voorgesteld zijn mannen van wie we ook het beroep te weten komen. Uzziël betekent ‘kracht van God’. Hij is goudsmid. Hananja betekent ‘Jahweh heeft begunstigd’. Hij is zalfbereider of apotheker. Een edelsmid werkt met het edelste metaal en moet accuraat te werk gaan. Een zalfbereider werkt met allerlei oliën en geurende specerijen. Een edelsmid versiert mensen en materialen. Een zalfbereider levert middelen tot verzorging van het lichaam, waardoor het goed ruikt en die ook helpen in genezing van zieke delen van het lichaam.In geestelijk opzicht zijn zulke mensen onmisbaar. Het zijn de ‘fijne’ werkers, met oog voor details. Zij zijn in staat de leden van de gemeente te versieren en te verzorgen. We herkennen ze in de herders en leraren. Er is een stuk muur waaraan ze niets hoeven te doen. De Brede Muur is intact gebleven. Deze muur heeft alle aanvallen getrotseerd. In het leven van gelovigen of gemeenten kunnen naast zwakke plekken ook sterke plekken zijn. Sommige waarheden zijn onbekend. Dan moet er opbouw, onderwijs plaatsvinden, want anders zal de duivel van de onkunde gebruikmaken om binnen te dringen. Andere waarheden daarentegen zijn goed bekend en men is goed in staat die waarheid tegen aanvallen te verdedigen (1Th 5:1-2).Refaja
We komen bij Refaja, wat betekent ‘Jahweh heeft genezen’. Hij bekleedt een voorname positie. Hij is belast met het toezicht op de helft van het gebied dat bij Jeruzalem hoort. Het is een gebied buiten Jeruzalem. Hij kent dat gebied en zal de gevaren ervan hebben gekend. Dat zal een extra aansporing voor hem zijn geweest om Jeruzalem tot een veilig gebied te maken.Zij die buiten de stad van God speciale verantwoordelijkheden hebben en daardoor het maatschappelijke leven goed kennen, zullen zich niet aan hun aandeel in de bouw van de muur onttrekken. Zij weten beter dan veel anderen welke gevaren vanuit het maatschappelijke leven een bedreiging vormen voor het leven in de stad van God, de gemeente.Jedaja – Hattus
JedajaVan Jedaja staat als speciaal kenmerk dat hij “tegenover zijn [eigen] huis” aan het bouwen is. Dit belangrijke kenmerk vinden we ook in de Ne 3:23; 28; 29; 30. Het bouwen tegenover zijn eigen huis ziet op de zorg voor de eigen familie. Het behoort de eerste zorg van iedere vader te zijn dat hij zijn gezin voor God afzondert. Wie persoonlijk trouw wil zijn, zal daarvan doordrongen zijn. De zegen voor de gemeente van aan God toegewijde gezinnen is niet te overschatten. Een gemeente is net zo sterk als de families zijn waaruit zij bestaat. De naam Jedaja betekent onder andere ‘een die Jahweh aanroept’. Jedaja is een bidder. Gebed is de basis waarop hij zijn huis bouwt. Ligt soms de muur van ons gezinsgebed of het gebed voor ons gezin in puin? Moet daar niet nodig met herstelwerkzaamheden worden begonnen? Misschien zijn we de eerste huwelijksjaren zo begonnen, maar bidden we niet meer als man en vrouw en als gezin. Nu vallen er vaak harde en bittere woorden, is er een onaangename sfeer, voelen de kinderen niet meer de geborgenheid van vroeger. Misschien hebben de kinderen dat al langer aangevoeld en zijn ze onverschillig geworden ten aanzien van de geestelijke dingen. Laten we dan weer aan de muur van het gebed gaan bouwen. Laten we de dag weer beginnen en eindigen met het aanroepen van God. Misschien moeten man en vrouw het tegen elkaar zeggen dat ze niet meer samen hebben gebeden. Laten ze dan direct op de knieën gaan en elkaar weer voor Gods aangezicht vinden. HattusHattus is weer zo iemand van wie we alleen de naam en de naam van zijn vader lezen. Maar hij staat in Gods gedachtenisboek. Met onuitwisbare inkt staat van hem geschreven dat ook hij zijn steentje aan de bouw van de muur heeft bijgedragen.Malchia en Hassub – de Bakoventoren
Malchia en HassubBeide mannen komen uit families die met Zerubbabel uit Babel zijn opgetrokken (Ea 2:6; 32). Zij herstellen een tweede stuk van de muur. Waarschijnlijk betekent het niet dat zij al een eerste stuk hebben gedaan, maar dat de muur in verschillende delen is verdeeld en dat zij aan het tweede stuk werken. Niet iedereen wordt geroepen een werk van de Heer te beginnen. Het kan zijn dat sommigen worden geroepen een werk voort te zetten. Het een is niet minder dan het ander. We zien in dit voorbeeld hoezeer we een aanvulling op elkaar zijn. Niet alleen dat we samen met anderen een werk doen, maar ook dat we zorgen voor de voortgang van een werk dat de Heer in stand wil houden.De BakoventorenHet is niet ondenkbaar dat de Bakoventoren in de Bakkerstraat staat. Dat is de straat vanwaar Jeremia een brood per dag krijgt als hij in de gevangenis zit (Jr 37:21). In de toren zijn meerdere ovens waar brood voor de stad wordt gebakken. Het is een prachtig werk om die toren te herstellen.Het is van belang dat in de muur een toren is waar voedsel wordt klaargemaakt voor de inwoners van de stad. Deze toren dient enerzijds voor de uitkijk en spreekt zo van waakzaamheid met het oog op een naderende vijand. Anderzijds spreekt deze toren van voedselvoorziening voor de inwoners van de stad.Sallum en zijn dochters
Zijn vooraanstaande positie (vgl. Ne 3:5) weerhoudt Sallum er niet van zijn handen uit de mouwen te steken en mee aan te pakken bij de bouw van de muur. Hij is niet alleen maatschappelijk een collega van Refaja (Ne 3:9), maar ook geestelijk heeft hij dezelfde interesse. Hij bezoekt niet met zijn collega de feestjes waar goed zaken kan worden gedaan. Zij zijn niet uit op betere voorzieningen in het eigen district. Samen zijn ze ervan overtuigd dat zij hun district het best dienen als zij meehelpen aan de veiligheid van de stad van God. Een christen die als hoog opgeleide functionaris voor veel disciplines verantwoordelijk is, dient zijn bedrijf het best als hij zich allereerst en allermeest inzet voor de stad van God. Als bijzonderheid wordt vermeld dat ook zijn dochters meehelpen aan de bouw van de muur. Dit is de enige keer dat we lezen van vrouwen die meehelpen. Vrouwen hebben bij de bouw een eigen, niet door mannen waar te nemen taak. Er zijn vrouwen die de Heer dienen met hun goederen (Lk 8:2-3), die profeteren (Hd 21:9), die meestrijden in het evangelie (Fp 4:2-3), die dienaressen van de gemeente zijn (Rm 16:1-2).Sallum acht behalve zichzelf ook zijn dochters niet te goed om in dit zware werk hun aandeel te leveren. We lezen niet van iemand die samen met zijn zonen bezig is. De enige keer dat er sprake van is dat iemand met zijn kinderen aan de muur aan het werk is, is hier. Er is geen aanwijzing over de leeftijd van deze dochters. De indruk is dat het jonge vrouwen zijn. Hier mag wel een toepassing worden gemaakt. Er wordt hier en daar wel eens geklaagd dat er weinig jeugd is. Het is voor een jonge gelovige ook niet gemakkelijk om in een plaatselijke gemeente niemand in de eigen leeftijdscategorie te hebben. Voor deze dochters echter was het ontbreken van andere jongeren geen verhindering hun vader mee te helpen bij de bouw. Als jongeren hun ouders in trouw hun aandeel aan de herbouw van de muur om de stad Gods zien leveren, zullen ze zich daarbij aansluiten.Als er oprechtheid is, zal de Heer die trouw zegenen. Het zal anderen aantrekken die ook met en voor de Heer willen leven.De Dalpoort – Hanun en de inwoners van Zanoah
De DalpoortWe komen bij de vierde poort, de Dalpoort. Die hebben we ook eerder al even bekeken (Ne 2:13-15). Ook die poort is verwoest en moet worden herbouwd. In geestelijk opzicht spreekt de Dalpoort van nederigheid, vernedering, ootmoed. Als we ons gaan beroemen, wordt de Dalpoort verwoest. Dat gebeurt als we de dingen die God ons heeft gegeven, gaan gebruiken om onszelf belangrijk te maken. Dat hebben de inwoners van Jeruzalem gedaan, dat doet de gemeente nu. In de gemeente in Laodicéa vinden we de geest van hoogmoed ten voeten uit (Op 3:15-17). Het is een weergave van de geest die in de gemeente alom aanwezig is. De herbouw van de Dalpoort kan beginnen als we onszelf vernederen, zowel ten opzichte van God als ten opzichte van elkaar (1Pt 5:5-6). De derde poort, de Oude Poort, doet denken aan wat van het begin is (Ne 3:6). Het herbouwen van die poort is belangrijk. Even belangrijk is het dat de herbouw van de Dalpoort volgt. Als we denken aan Gods ideaal (‘de Oude Poort’), aan hoe Hij wil dat de gemeente is, en we zien hoever we daarvan zijn afgeweken, zal ons dat tot de herbouw van de Dalpoort brengen. Het zal ons ertoe brengen onszelf te vernederen.Hanun en de inwoners van ZanoahDe Dalpoort wordt hersteld door Hanun, dat ‘begunstigd’ betekent, en de inwoners van Zanoah, dat ‘verworpen’ betekent. In deze namen vinden we wat nodig is om de Dalpoort te herstellen. We mogen bezig zijn in het besef dat we staan in de gunst of genade van God (Rm 5:2). We zijn begenadigd of aangenaam gemaakt in de Geliefde (Ef 1:6). Als we iets beseffen van de genade die ons is gegeven, is er geen ruimte voor enige eigen roem. We zullen dan niet roemen in onze “hoogmoedigheden”, dat een boos roemen wordt genoemd (Jk 4:16). We zullen ons niet beroemen op onze gaven, terwijl we blind zijn voor de zonde die in de gemeente wordt gevonden. Dat roemen is niet goed (1Ko 5:1; 6). Integendeel, er zal behalve het besef van begenadigd te zijn ook het besef zijn dat alles wat van onszelf is, door God verworpen moet worden. Dat betreft niet alleen onze zonden en óngerechtigheden. Dat zien we zelf ook nog wel in. Maar juist al onze gérechtigheden zijn “als een bezoedeld kleed” (Js 64:6). Er wordt door deze mannen ook nog een flink stuk muur gebouwd, liefst duizend el. Mogelijk is de muur hier niet tot de grond toe afgebroken en kan er in dezelfde tijd meer hersteld worden dan de tijd die nodig voor andere gedeelten die vanaf de grond moeten worden hersteld.
Copyright information for
DutKingComments