‏ Nehemiah 7:6-72

Het geslachtsregister

Nehemia constateert het gebrek aan inwoners. In Nehemia 11, dat aansluit op Ne 7:4 van dit hoofdstuk, zullen we zien dat er meer inwoners komen. Voor het zover is, gebeuren eerst enkele andere dingen. Het begint met een register van de Joden die vóór de tempelbouw uit Babel naar Jeruzalem en Juda zijn teruggekeerd. Vervolgens komt het Woord van God aan het woord. Het wordt voorgelezen en werkt in hen die horen (Nehemia 8-9). Het gevolg is een hernieuwde toewijding aan God (Nehemia 10). Het resultaat daarvan is dat een aantal Israëlieten vrijwillig in de stad van God gaat wonen (Nehemia 11).

Het inschrijven in het geslachtsregister is geen bedenksel van Nehemia. God heeft hem dit in het hart gegeven. Hij spreekt over “mijn God”, want hij heeft een persoonlijke en nauwe band met Hem. Hij kent God en weet wat God wil, hij verstaat Zijn stem en kent Zijn bedoeling.

De vooraanstaanden, de leiders, hebben de verantwoordelijkheid een juist beeld te geven van het geslacht of de familie waarvoor zij verantwoording dragen. Zij worden in staat geacht aan te geven wie tot welk geslacht behoort en waar zij wonen. Hierdoor kan dan de grootte en kracht ervan duidelijk worden.

De Ne 7:6-72 zijn bijna woord voor woord een herhaling van Ezra 2:1-67. Door deze opsomming verbindt Nehemia zijn werk met dat van het overblijfsel dat eerder onder Zerubbabel is teruggekeerd, ongeveer tachtig jaar geleden. Hij vereenzelvigt zich met het werk van de Geest van God in die vroegere periode.

Velen zullen al gestorven zijn, maar hun werken volgen hen, zij worden in ere gehouden. Zij zijn het werk begonnen. Dat heeft het mogelijk gemaakt dat Nehemia het heeft kunnen afmaken. Zo is het met veel werk dat voor de Heer mag worden gedaan (Jh 4:37-38).

Om in de stad te kunnen wonen moet men zijn geslachtsregister kunnen aantonen. Door dit register komt Nehemia ook te weten wie vroeger in Jeruzalem hebben gewoond. Hij kan hen daardoor aansporen er weer te gaan wonen. Mogelijk zijn zulke mensen hun binding met Jeruzalem door hun verblijf in Babel vergeten. Of misschien voelen ze er niet veel meer voor zo dicht in de nabijheid van God te wonen. Iets verder weg, meer in contact met de mensen om je heen, is niet zo beklemmend als zo dicht bij God.

Het register vermeldt verschillende groepen:

Nakomelingen

Mannen

Nakomelingen

Priesters

Levieten

Zangers

Poortwachters

Tempeldienaren

Nakomelingen van de slaven van Salomo

Wie hun afkomst niet kunnen aantonen

Hier worden personen genoemd die niet kunnen aantonen dat hun familie en nakomelingschap tot Israël behoren. Vermenging met de heidenen is er de oorzaak van dat zij de zekerheid van hun nationaliteit kwijt zijn. Zo kan ook vandaag omgang met de wereld tot gevolg hebben dat gelovigen onzeker worden ten aanzien van hun behoudenis. Misschien dat ze het zelf nog wel zeggen, maar voor anderen blijkt er niets meer van, zozeer hebben zij zich met de wereld vereenzelvigd. Het gevolg is ook dat er maar weinigen zijn die interesse hebben om hun plaats in te nemen bij de kinderen van God die samenkomen rondom Christus als hun middelpunt.

‘Poortwachters’ hebben de verantwoordelijkheid om het bewijs te vragen dat mensen zijn wat ze zeggen te zijn. Als er onzekerheid is over de behoudenis, hetzij dat men er zelf aan twijfelt, hetzij dat anderen er aan twijfelen vanwege de omgang met de wereld, “moeten zij als onrein van het priesterschap geweerd” worden (Ne 7:64). Zij mogen “niet van de allerheiligste dingen … eten” (Ne 7:65a). Voor ons wil dat zeggen dat zulke personen niet kunnen deelnemen aan het avondmaal.

Aan alle onzekerheid komt een einde als de Heer Jezus komt. In Hem zijn het licht – “urim” betekent ‘lichten’ – en de volmaaktheden – “tummim” betekent ‘volmaaktheden’ – van God aanwezig (Ne 7:65b).

Teruggekeerde mensen en dieren

Bijdragen ten behoeve van het werk

Copyright information for DutKingComments