Numbers 12:10-15

Melaatsheid – Belijdenis – Voorbede

Mirjam wordt melaats. Haar naam wordt in Nm 12:1 het eerst genoemd. Zoals gezegd, lijkt het erop dat zij de aanstichtster is. Melaatsheid volgt als profeet en priester zich verheffen en zich uitstrekken naar de plaats die alleen Mozes toekomt. God wil erkend worden in Zijn soevereine genade, dat Hij hun, die er geen recht op hebben, laat delen in de zegeningen van Christus.

De melaatsheid van Mirjam is een treffend beeld van Gods oordeel over de opstand van Israël tegen het betonen van genade aan de heidenen, voorgesteld in de vrouw van Mozes. Israël zou Gods soevereiniteit moeten erkennen. Dat heeft Israël niet gedaan en daarom is het volk in zijn karakter van getuigen of profeten met melaatsheid geslagen.

De toepassing voor de gemeente is, dat over een mens die zich de plaats van Christus aanmatigt, het oordeel van God komt. Daar verdwijnt ook het beginsel van genade. Bij wie zich een plaats aanmatigt die hem niet toekomt, breekt melaatsheid uit. Mogelijk heeft de jaloersheid er allang bij Mirjam gezeten, voordat die hier tot uitbarsting komt. De wil van het vlees wordt openbaar. God maakt op Zijn tijd duidelijk waar melaatsheid aanwezig is.

In de beelden van de Bijbel is de vrouw een beeld van een bepaalde toestand en de man is een beeld van de praktijk. De toestand van Mirjam is die van melaatsheid. Gelukkig is daar ook de praktijk van belijdenis in Aäron en wel direct nadat de melaatsheid is uitgebroken. Aäron neemt onmiddellijk zijn juiste plaats als middelaar weer in en spreekt in alle nederigheid tot Mozes. Uit zijn woorden blijkt een radicale belijdenis.

De eerste woorden die we in deze geschiedenis van Mozes horen zijn die van een voorbidder. Hij wordt een middelaar. Hierin zien we zijn ware grootheid. Van enige wrok tegen zijn zus en zijn broer blijkt niets.

Wat er met Mirjam moet gebeuren

De voorbede van Mozes krijgt antwoord. De HEERE gebruikt een voorbeeld uit het dagelijks leven om Zijn uitspraak te illustreren. Als een vader zijn dochter in het gezicht spuwt, geeft hij daarmee zijn ongenoegen over haar handelwijze te kennen. Deze vernedering door haar vader moet haar overtuigen van het schandelijke van haar gedrag. Zeven dagen zal zij zich uit schaamte voor haar familie verbergen – het getal zeven wijst op een volkomen periode.

Er is na de belijdenis niet een directe genezing. Mirjam moet eerst nog zeven dagen buiten het kamp verblijven. Er moet een volledig herstel plaatsvinden en daarvoor is een volkomen periode, zeven dagen, een volle week, nodig. Kwaad kan zo ernstig zijn, dat toch de straf moet worden uitgeoefend, hoewel de vergeving al heeft plaatsgevonden. Dat zal het geval zijn als het openlijk getuigenis van de Heer schade is toegebracht.

Bij de uitoefening van de straf is het hele volk betrokken. Het kan niet verder trekken. Er is geen kracht als een bepaald kwaad openbaar wordt. De hele gemeente moet geoefend worden en tot reinheid komen: “Want zie, juist doordat u bedroefd bent geworden in overeenstemming met God, wat een bereidwilligheid heeft het bij u bewerkt, ja zelfs verontschuldiging, zelfs verontwaardiging, zelfs vrees, zelfs vurig verlangen, zelfs ijver, zelfs bestraffing. In alles hebt u bewezen zelf rein te zijn in deze zaak” (2Ko 7:11). Verslagenheid van geest is van belang bij het uitoefenen van tucht.

Deze geschiedenis laat zien hoe zwaar God het opneemt als wij van een broeder of zuster kwaadspreken, zeker als het gaat om iemand die een dienst voor de Heer doet (vgl. 1Tm 5:19). Zelfs als het om echte feiten gaat, is dit soort spreken niets anders dan een vorm van jaloersheid.

Copyright information for DutKingComments