Numbers 14:6-10

Getuigenis van Jozua en Kaleb

Ook Kaleb en Jozua laten zien hoezeer zij verdriet hebben over de reactie van het volk. Ze scheuren hun kleren, wat altijd een teken van rouw en verslagenheid is. Vervolgens herhalen ze wat ze de vorige dag hebben gezegd. Hun visie op het land en waartoe God in staat is, is niet veranderd. Zij spreken de taal van het geloof en wijzen erop waartoe God in staat is. Te midden van zoveel ongeloof straalt het geloof van de enkelingen des te helderder.

Door te zeggen “zij zijn ons tot voedsel” stellen Jozua en Kaleb voor dat het volk zich meer met de vijanden zal voeden, dan dat het met hen zal hoeven te vechten. Het onderwerpen van de vijand zal gemakkelijk zijn en voordeel opleveren. Ze hoeven er daarom niet tegenop te zien. Door te zeggen “hun schaduw is van hen geweken” zeggen zij dat hun vijanden zonder bescherming zijn. Voeg daarbij dat de HEERE met Zijn volk is. Wat is er dan nog te vrezen?

Het volk en de HEERE reageren

De opstandigheid van het volk tegen de HEERE is de enige reden waardoor zij het land niet zullen binnengaan. Niemand wordt van Kanaän buitengesloten, behalve zij die zichzelf ervan buitensluiten, zij die er niet in willen gaan. De taal van het geloof van Kaleb en Jozua slaat niet aan. Een volk dat niet wil geloven, wordt niet overtuigd door de krachtigste argumenten.

De taal van het geloof van Kaleb en Jozua stelt het ongeloof van het volk in het ware licht. Het volk spreekt er zelfs over de trouwe getuigen te stenigen. Dat is altijd de reactie van het ongelovige volk op de getuigen van God geweest (Mt 23:37a; Hd 7:51; 59; Op 11:7; 10).

Dan verschijnt de heerlijkheid van de HEERE. Dat gebeurt vier keer in dit boek (Nm 14:10; Nm 16:19; 42; Nm 20:6) en steeds in, menselijk gesproken, uitzichtloze situaties. In deze gevallen bevestigt God Zijn absolute rechten.

Copyright information for DutKingComments