Numbers 20:1

De dood van Mirjam

De woestijnreis nadert zijn einde. De dood van Aäron, aan het einde van dit hoofdstuk, vindt plaats in het veertigste jaar na de uittocht uit Egypte (Nm 33:38). Ze komen aan in Kades, aan de grens van Edom. Daar sterft Mirjam in de eerste maand van, naar wordt aangenomen, het veertigste jaar. Zij hoort ook bij hen die vallen in de woestijn. Dat zal ook met Aäron en Mozes gebeuren. Door dit uitnemende trio heeft God Zijn volk uit Egypte gevoerd (Mi 6:4), maar geen van hen zal met het volk het land binnentrekken.

De dood van Mirjam, vlak voor het einde van de reis, geeft de toon van de afgelopen veertig jaar, waarover nauwelijks iets is opgetekend. De Schrift hult zich hierover in stilzwijgen, maar het is een dodenmars geweest. Elke dag zijn er mensen gestorven, tot het hele ongelovige geslacht in de woestijn is gevallen. Met de dood van Mirjam verstomt als het ware de vreugde van de verlossing, een vreugde waaraan zij uiting heeft gegeven, nadat het volk door de Rode Zee heengetrokken is (Ex 15:20-21). Die vreugde heeft plaats moeten maken voor de droefheid van de alom aanwezige dood.

Het lijkt erop dat Mirjam na haar aanval op het gezag van Mozes, samen met haar broer Aäron (Nm 12:1-2), volledig van het toneel is verdwenen. Mogelijk heeft ze nooit de bevoorrechte positie teruggekregen die zij voor haar opstand heeft gehad. Het kan de les inhouden dat, al wordt iemand een grote zonde vergeven, hij of zij niet meer de invloed of positie terugkrijgt in het werk van God die er is geweest voordat die zonde is begaan.

Copyright information for DutKingComments