Obadiah 2

Vernederd

In Ob 1:1 heeft God Zich eerst met een woord over Edom tot Zijn eigen volk gericht, om hen moed in te spreken. Na dit enkele woord vol bemoediging voor Zijn volk, barst de HEERE vanaf Ob 1:2 los tegen Edom. Zonder pardon stelt Hij al aan het begin van Zijn spreken tot Edom het oordeel over dat volk vast. In de volgende verzen spreekt Hij de onderbouwing voor deze vaststelling uit.

Zonder enig verweer moet Edom het oordeel aanhoren en ondergaan. Er is geen mogelijkheid om in beroep te gaan. Dat zal niet kunnen, want God is de hoogste rechtsinstantie. Ze zullen het ook niet doen, want tegen de aanklacht is niets in te brengen. Een procedurefout is uitgesloten.

Het wordt gezegd alsof het al gebeurd is. Het maakt voor God niet uit of iets in de toekomst of in het verleden ligt. Voor Hem is het altijd heden. Tijd is slechts een element dat Hem ter beschikking staat. Hij is er niet aan gebonden. Alles wat de HEERE Zich voorneemt, wat Hij zegt, gebeurt ook.

Het lot dat Edom hier moet ondergaan, is het speciale lot van allen die niet tevreden zijn met het hun toegemeten deel, van allen die verlangen naar meer. Om dan veracht te worden is bijzonder pijnlijk.

De HEERE voert Zijn oordeel uit door middel van de volken die Hij heeft opgeroepen, eerst door de Assyriërs, daarna door de Babyloniërs. Daar laat Hij het niet bij. Na dit oordeel over Edom door de volken is er ook een oordeel dat Hij Zelf uitvoert (Js 63:1-6). Ook Israël wordt ingeschakeld als werktuig in Gods hand om het oordeel over Edom te voltrekken (Ob 1:18).

Copyright information for DutKingComments