‏ Proverbs 1:2-4

Met wijsheid bekend worden en woorden begrijpen

In de Sp 1:2-4 maakt Salomo duidelijk wat het meervoudige doel van het boek is. Daarvoor gebruikt hij in deze verzen negen woorden die telkens weer in het boek terugkomen:

1. Wijsheid (Hebr. hokma): het doorgronden van de aard van dingen en situaties, waardoor er bekwaamheid is om goede keuzes te maken.

2. Vermaning (Hebr. musar): onderwijs / opvoeding door correctie, waarschuwing en tucht.

3. Inzicht (Hebr. bina): het vermogen om dat wat je begrijpt toe te passen door te onderscheiden tussen goed en kwaad, gezond makend en ziek makend, waarheid en leugen.

4. Gerechtigheid (Hebr. tsedek): het juiste gedrag (slaat op handelen en denken).

5. Recht (Hebr. mishpat): wat recht is volgens de normen en het Wezen van God.

6. Billijkheid (Hebr. meyshar): vaardigheid om te handelen naar eer en deugd, naar wat past bij de situatie.

7. Schranderheid (Hebr. orma): vaardigheid om in anderen te kunnen zien waarom het gaat.

8. Kennis (Hebr. da’at): gezonde, door ervaring verkregen informatie.

9. Bedachtzaamheid (Hebr. mezimma): het vermogen om voorzichtig, nadenkend, met beleid en tact te handelen.

Het gaat er in de eerste plaats om “bekend te worden met wijsheid en vermaning”. Wijsheid en vermaning worden als een eenheid aan elkaar verbonden. De grondbetekenis van wijsheid is ‘bekwaamheid’ (Ex 31:6; Ps 107:27; 1Kn 3:28). In Spreuken is wijsheid de bekwaamheid om het leven te leven zoals God het wil. Het is de bekwaamheid om wijze keuzes te maken en succesvol te leven naar de geboden van God. Het gaat dan om succes in de zin van zegen en voordeel in ons geestelijk leven. Als we in deze zin bekwaam leven, zal ons leven vruchten voortbrengen die van blijvende waarde zijn voor God en voor de gemeenschap waarvan we deel uitmaken. Al Gods verordeningen zijn eenvoudig. Als we daarnaar leven, is ‘succes’ verzekerd.

Wijsheid is het beheersen van de kunst van het leven, maar dan wel zoals het is naar de wil van God. De kunst daarbij is niet alleen dat de wijze de gevaren van het leven onderkent, maar ook dat hij weet hoe hij ze overwint. Wijsheid is kijken en zien zoals God kijkt en ziet. Het is kijken naar hoe Hij de wereld bestuurt, en op dat bestuur op de juiste wijze reageren.

Vermaning is onlosmakelijk aan de wijsheid verbonden. Het houdt onderwijzing in, of – in ruimere zin – opvoeding, ook wel training. Het bevat de onderwijzingen van een vader aan zijn zoon. Daarbij hoort ook vermaning en bestraffing of tucht, omdat de neiging tot dwaasheid moet worden gecorrigeerd en de eerbied voor de Heer moet worden ontwikkeld. Daardoor wordt de jongeman in de juiste richting gestuurd. Aan de vermaning is gezag verbonden, want als hij afwijkt, moet tuchtiging volgen.

Het gaat erom met wijsheid en vermaning “bekend te worden”, waardoor ze ons eigendom worden. Dat betekent dat we er inspanning voor moeten leveren. Het komt ons niet aanwaaien. We moeten ons best doen om ons wijsheid en vermaning eigen te maken.

“Woorden [vol] inzicht” zijn woorden waaruit blijkt dat iemand inzicht heeft in de weg die moet worden gekozen. Het zijn woorden die iemand de juiste weg wijzen. Willen deze woorden de gewenste uitwerking kunnen hebben, dan moet de jongeman ze “begrijpen”. Om deze reden worden die woorden uitgelegd. Maar met uitleg alleen is de jongeman niet geholpen. Hij moet de uitleg ook begrijpen. Daarvoor moet hij de juiste gezindheid bezitten.

Samenvattend kunnen we zeggen dat Salomo zijn woorden bekendmaakt en uitlegt, opdat ze worden begrepen. Om voordeel van zijn onderwijs te hebben moet de jongeman aan twee voorwaarden voldoen: hij moet bereid zijn zich ervoor in te spannen om de wijze woorden te leren kennen en hij moet ze willen begrijpen.

Vermaning aannemen

Het onderwijs van Salomo heeft tot doel dat het zijn zoon, en ons, verstandig maakt, waardoor we in het leven tot de juiste keuzes zullen komen. Hij onderwijst een “vermaning die inzicht biedt”. De wijsheidsleraar houdt zijn zoon een vermaning voor die inzicht biedt in hoe het leven geleefd moet worden. Het is een ‘handleiding’ voor het leven.

Door het op deze wijze voor te stellen wil hij zijn zoon, en ons, ertoe brengen zijn vermaning aan te nemen. Het zou heel dom zijn om zijn ‘handleiding’ voor ons leven af te slaan of er geen acht op te slaan. Het woord ‘aannemen’ heeft te maken met onderwerping aan de vermaning of het onderwijs, met de gedachte dat wat wordt aangeboden de moeite waard is om aan te nemen.

Van nature willen wij ons eigen leven bepalen en zijn we niet geneigd ons te onderwerpen. Het is dus noodzakelijk dat we ons onderwerpen om inzicht in het leven te krijgen. We worden echter niet gedwongen om de vermaning aan te nemen, maar daartoe, hoewel nadrukkelijk en indringend, uitgenodigd. De vader geeft nadrukkelijke opdrachten en de zoon zal er verstandig aan doen daaraan te gehoorzamen, maar hij moet zelf de keus maken of hij dat doet.

Niemand verplicht ons om eerst de meegeleverde handleiding bij een apparaat te lezen voordat we het apparaat gebruiken, maar het wordt ons toch dringend aangeraden. Het kan ons wel eens veel geld kosten als we het apparaat gaan gebruiken zonder de handleiding te hebben gelezen. Dat geldt voor het gebruik van deze handleiding voor het leven natuurlijk helemaal. De uitnodiging die in dit vers naar voren komt, is dat we de inhoud van dit boek aannemen en in ons leven toepassen.

“Inzicht” wil zeggen dat we ons door Gods Woord verlichte verstand gebruiken om bepaalde zaken te doordenken, plannen te maken en risico’s in te schatten om dan de juiste keuze te maken tussen goed en kwaad. Als we dit onderwijs aannemen, zullen we in ons handelen ook rekening houden met

1. “gerechtigheid”, dat wil zeggen dat we handelen naar de juiste norm of standaard, zoals dat bijvoorbeeld met maten en gewichten gebeurt om iets juist af te meten en af te wegen (Dt 25:15); het betekent dat we handelen in overeenstemming met Gods wet;

2. “recht”, dat wil zeggen handelen als gevolg van en in overeenstemming met een officiële, rechterlijke uitspraak (Dt 16:18-19), het doen wat gepast is;

3. “billijkheid”, dat wil zeggen met wat eerlijk en voor anderen aangenaam is en dat we oprecht te werk gaan.

Schranderheid, kennis en bedachtzaamheid

In dit vers noemt Salomo de twee soorten mensen tot wie hij zijn onderwijs in het bijzonder richt en van wie hij door zijn onderwijs het karakter wil vormen. Als zij luisteren naar zijn onderwijs, zullen ze geestelijk voorspoedig zijn. We kunnen zeggen dat het boek Spreuken de sleutel tot succes is. Wie ernaar luistert, dat wil zeggen het onderwijs ervan ter harte neemt, weet hoe hij zijn weg moet gaan, wat de verstandigste weg is. Het is de weg waarop God Zijn zegen kan geven.

De “onverstandigen” zijn de eerste soort. Zij zijn onnozel, naïef, onnadenkend, dom. We mogen hen niet vereenzelvigen met de dwazen. De onverstandige leeft het leven zoals het op hem afkomt. Hij maakt zich nergens druk om en denkt nergens over na. Dat houdt in dat hij zich gemakkelijk laat verleiden tot het gaan van een verkeerde weg.

De “jongeman” behoort tot de tweede soort. Omdat hij jong is, ontbreekt het hem aan ervaring. Hij kan nog niet weten wat het leven allemaal in zich heeft en is daardoor kwetsbaar en gemakkelijk te verleiden tot een verkeerde weg.

De onverstandigen en de jongeman moeten ertoe komen God te vrezen. Dan zal Hij hen door dit boek onderwijzen aangaande de weg die zij moeten kiezen (Ps 25:12).

De wijsheidsleraar wil door zijn onderwijs de onverstandige “schranderheid” geven. Schranderheid is slimheid of scherpzinnigheid. Als de onverstandige de schranderheid gebruikt die hem wordt gegeven, zal hij op uitgekiende wijze weten te handelen. Daardoor levert zijn keus geen schade voor zichzelf op, maar integendeel voordeel (Sp 22:3). Hij weet hoe hij de valkuilen van het leven moet vermijden. Als hij niet naar het onderwijs van de wijze luistert, maar zich inlaat met dwazen, wordt hij een dwaas.

Voor de jongeman heeft de wijsheidsleraar “kennis en bedachtzaamheid” op het oog. Omdat het een jongeman aan kennis van het leven ontbreekt, is het onderwijs erop gericht hem bekend te maken met de geheimen van het leven. Jongemannen menen soms veel kennis te hebben, maar het is slechts kennis uit boekjes. Ze praten vaak als een kip zonder kop. Ze kunnen gewoon nog niet weten wat het leven inhoudt. In dit gebrek wordt door het spreukenboek op meer dan voortreffelijke wijze voorzien.

Als het gebrek aan kennis is weggewerkt door het tot zich nemen van het onderwijs van de inhoud van dit boek, is het vervolgens belangrijk die kennis op de juiste manier en de juiste tijd toe te passen. Daarom wordt hier aan de kennis direct de “bedachtzaamheid” gekoppeld (vgl. 2Pt 1:6a). Bedachtzaamheid is bezonnenheid, nadenkendheid of zelfbeheersing. Wie bezonnen is, denkt eerst na voordat hij iets doet of zegt. Hij zal niet overijld handelen of spreken, maar wachten op de juiste tijd.

Copyright information for DutKingComments