‏ Proverbs 31:21

Ze werkt voor de familie en de armen

Ze heeft grondstoffen voor de kleding gekocht (Sp 31:13) en haar zaken gedaan. In de avond, bij het licht van de lamp (Sp 31:18), gaat ze de wol en het vlas tot stoffen verwerken (Sp 31:19), waarvan ze dan kleding kan maken. Ze weet hoe ze het spinnewiel moet gebruiken. We zien haar vaardigheid in de beschrijving.

De gemeente moet ook weten hoe ze kleding moet maken, dat wil zeggen dat ze zich bewust is op welke wijze ze bekleed is met geestelijke kleding. Zo zijn de gelovigen bekleed met de klederen van de behoudenis en met de mantel van de gerechtigheid (Js 61:10). Paulus wist hoe hij de gelovigen daarmee moest bekleden, dat wil zeggen dat hij hun uitlegde wat hun positie in Christus is. De gelovigen zijn bekleed met Christus. Vooral in de brief aan de Efeziërs legt Paulus uit wat dat wil zeggen.

De vrouw zorgt voor haar gezin, maar ze vergeet daarbij ook hen niet die ellendig en arm zijn (Sp 31:20). Ze is sociaal bewogen. Mogelijk heeft ze ook voor hen kledingstukken gemaakt, of in elk geval aan hen uitgedeeld van wat ze had (vgl. Hd 9:36-39). Dat zij haar hand voor de ellendige opent, wil zeggen dat ze hem vrijwillig en mild geeft (Ps 112:9). Ze scheept hem niet af met een fooitje. Het uitspreiden van haar handen naar de arme voegt er de gedachte aan ontferming aan toe. Het zijn de handen die hard en vaardig aan het werk zijn geweest en niet de handen van een luie, rijke vrouw. Ze gebruikt haar ijver op vrijgevige en ontfermende wijze.

De gemeente mag wat zij heeft verworven aan geestelijk inzicht, delen met de minderbedeelden. Ze staat niet geïsoleerd in de wereld en zit niet met een boekje in een hoekje egoïstisch te genieten van alle waarheden. Er zijn veel mensen die er geestelijk ellendig en arm aan toe zijn. Voor hen zal zij haar hand opendoen en naar hen zal zij haar handen uitspreiden en uitdelen van de geestelijke zegeningen die ze heeft ontdekt.

Ze denkt niet alleen aan hier-en-nu, maar ook aan de toekomst (Sp 31:21). Het wordt weer winter. Iedere vrouw die een gezin te besturen heeft, gaat aan het einde van de zomer weer nadenken over winterkleren. Ze wil haar gezin goed voorbereiden op de komende kou. Wanneer de kou komt, draagt haar gezin warme kleren. De kleren zijn niet alleen warm, maar ook aantrekkelijk. Man en kinderen zien er verzorgd uit. Ze heeft smaak.

De kou in de wereld deert haar niet, want ze zorgt voor een weldadige warmte van liefde in haar woning. Zo houdt ook de gemeente de kou van de wereld buiten de deur als in haar warmte en liefde aanwezig zijn. Juist nu is dat hard nodig omdat we weten dat het einde van alle dingen nabij is (1Pt 4:7). De kou van de oordelen van God dringt langzaam op. Daarom wordt tegen ons gezegd dat we vóór alles vurige liefde tot elkaar zullen hebben (1Pt 4:8).

Copyright information for DutKingComments