Psalms 105:7-15

Het verbond van God

De psalmist wijst op “de HEERE” als “onze God” (Ps 105:7). De HEERE is de God van Zijn volk. Hij heeft ook zeggenschap over “heel de aarde”, wat Hij bewijst door daarover Zijn oordelen te laten gaan. We zien dat verderop in de psalm, waar Hij Zijn oordelen over Egypte laat gaan. Die oordelen staan in verband met wat Egypte Zijn volk heeft aangedaan. Zijn volk is Zijn verbondsvolk.

Hij denkt altijd aan Zijn verbond met Zijn volk, een verbond dat “voor eeuwig” is (Ps 105:8; Lk 1:72). Als God aan Zijn verbond denkt, wil dat zeggen dat Hij het vervult. In dat verbond heeft Hij beloften gedaan die “tot in duizend generaties” worden vervuld (vgl. Dt 7:9). Er mogen veel generaties voorbijgaan en grote veranderingen plaatsvinden, maar nooit zal God Zijn verbond vergeten. Hij denkt eraan en vervult elke belofte ervan tot op de letter.

Het is het verbond “dat Hij met Abraham gesloten heeft” (Ps 105:9; Gn 15:18-21). Het is een verbond met Abraham persoonlijk, en in hem met zijn nageslacht. Hij heeft dat verbond met een eed aan Izak bevestigd (Gn 22:16; Gn 26:2-5; 23-24). Daarom is de vervulling ervan niet afhankelijk van de mens.

Ook heeft Hij Zijn verbond “voor Jakob … vastgesteld als een verordening” en “voor Israël [als] een eeuwig verbond” (Ps 105:10; Gn 17:7; Gn 28:13-15; Gn 35:9-13). Wat God heeft vastgesteld, staat vast als een rots en kan door geen mens, ook niet door Jakob in zijn ontrouw, ongedaan worden gemaakt. Jakob is door God Israël ofwel ‘vorst van God’ gemaakt. Het verbond van God met Jakob is voor Jakob een vastgestelde verordening en voor Israël een eeuwig verbond. Daar verandert geen mens iets aan.

Het gaat, kort gezegd, over Gods verkiezende genade en onberouwelijke beloften (Rm 11:29; Lv 26:42-45), en dat alles met het oog op het land Kanaän als hun erfelijk bezit (Ps 105:11). Bij zoveel zegeningen en zekerheden kan het hart niet onbewogen blijven en de mond niet zwijgen.

God heeft gesproken, wat benadrukt wordt door de woorden “door te zeggen”. Wat God zegt, Zijn woorden, is altijd waar en betrouwbaar (Hb 6:13-18). God kan niet liegen. Daarom kunnen we er zeker van zijn dat Hij doet wat Hij zegt. Hij heeft gezegd: “Ik zal u het land Kanaän geven, het gebied dat uw erfelijk bezit is.” Zijn woord is Zijn garantie. Zijn belofte maakt Hij waar. Dat is gebleken, want Hij heeft Zijn volk in Kanaän gebracht.

De bescherming van de HEERE

Vanaf hun prilste bestaan, “toen zij [met] weinig mensen waren”, heeft God voor hen gezorgd (Ps 105:12). Dat ze echt met weinig mensen waren, wordt door de toevoeging “ja, weinigen” onderstreept. Ze waren een gemakkelijke prooi voor kwaadwillende lieden en rovende bendes. Daarbij waren ze “vreemdelingen”, mensen zonder enig recht op verblijf en bescherming (vgl. Hb 11:9). Maar God beschermde hen.

Zo zwierven zij “van volk naar volk” en “van het ene koninkrijk naar het andere volk” (Ps 105:13). Abraham is uit Ur der Chaldeeën vertrokken (Gn 11:31). Hij is in Kanaän gekomen (Gn 12:4-6), hij is naar Egypte gegaan (Gn 12:10-20) en hij heeft als vreemdeling in het Filistijnse Gerar gewoond (Gn 20:1).

Maar God was bij hen. Hij kwam voor hen op en “liet Hij geen mens toe hen te onderdrukken” (Ps 105:14). Hij “bestrafte” zelfs “koningen omwille van hen”. Geen gewoon, sterfelijk mens en geen machthebber hebben een vinger kunnen uitsteken naar Gods uitverkorenen, zonder dat Hij hen bestrafte.

Dat hebben de farao van Egypte en Abimelech van de Filistijnen ervaren (Gn 12:17-20; Gn 20:1-18; Gn 26:6-11). God heeft in duidelijke en dreigende taal tegen hen gezegd: “Raak Mijn gezalfden niet aan, doe Mijn profeten geen kwaad” (Ps 105:15). Zo heeft Hij hen beschermd. Hij heeft erop toegezien dat hun, aan wie Hij Zijn beloften heeft gedaan, geen kwaad is gedaan.

Gods gezalfden zijn zij die Hij voor Zichzelf heeft uitverkoren, die Hij apart heeft gezet om Hem te dienen. Ze behoorden God toe als door Hem geheiligd. Abraham wordt profeet genoemd (Gn 20:7). Ook Izak en Jakob kunnen profeten worden genoemd. Izak heeft een profetie over Jakob uitgesproken (Gn 27:28-29) en Jakob heeft profetieën over zijn zonen uitgesproken (Gn 49:1).

In de Ps 105:12-15 wordt het verleden van het volk beschreven, hoe zwak en kwetsbaar het was. Het laat zien hoe ook wij ons in de wereld kunnen voelen. Dan wordt het volk eraan herinnerd hoe in die omstandigheden, waarin zij een prooi leken te zijn voor vijandige machten, God voor hen is opgekomen.

Copyright information for DutKingComments