‏ Psalms 125:4

Vrede over Israël

Nadat de rechtvaardige het vertrouwen op de bescherming door de HEERE heeft ervaren en uitgesproken (Ps 125:1-3), doet hij voorbede voor anderen, ja, voor heel het volk (Ps 125:4). Vanuit het vertrouwen dat de scepter van de goddeloosheid tijdelijk is, volgt het gebed om de zegen van het verbond. De scepter van de goddeloosheid is een verhindering voor de zegen van het verbond.

De rechtvaardige vraagt aan de HEERE om goed te doen “aan wie goed zijn en aan hen die oprecht zijn in hun hart”. Hij bidt hier voor alle rechtvaardigen. Zij hebben leven uit God en zijn daarom goed en in hun hart oprecht. Daarom zal God hun goed doen.

Tegenover hen die goed en oprecht zijn, staan zij die “zich neigen [tot] kronkelwegen” (Ps 125:5; vgl. Ri 5:6). Dit zijn de trouwelozen in Israël, de goddeloze massa, zij die het verbond met de HEERE verlaten, van de rechte weg van de HEERE afwijken en kronkelwegen gaan. De HEERE zal hen “doen verdwijnen”, samen “met hen die onrecht bedrijven”, dat zijn de goddeloze onderdrukkers, de vijandige volken om Gods volk heen.

Als zo het recht heeft gezegevierd, wordt het gebed om “vrede over Israël” verhoord. De vrede wordt hier niet alleen voor Jeruzalem gewenst zoals in een vorig pelgrimslied (Ps 122:6-8), maar voor het hele volk (vgl. Rm 11:26), de twaalf stammen, dat wil zeggen het ware Israël, het Israël van God (vgl. Gl 6:16). Vrede over Israël is alleen mogelijk als Christus, de Koning van de vrede, regeert. Dat laatste zal gebeuren als alle vijanden gesteld zijn als een voetbank voor Zijn voeten (Ps 110:1-2).

Copyright information for DutKingComments