‏ Psalms 128:2

Inleiding

Er is in deze psalm vooruitgang van zegen: eerst voor de individuele Godvrezende, dan voor zijn gezin en ten slotte voor het hele volk. Deze wijsheidspsalm – die we zo kunnen noemen omdat het daarin gaat over “eenieder die de HEERE vreest” (Ps 128:1), wat het beginsel van de wijsheid is – beschrijft een Israëlitisch gezin tijdens het vrederijk. Het belang van het gezin naar de gedachte van de HEERE blijkt uit de beschrijving van het vrederijk in Jesaja 65 (Js 65:21-24).

Het thema van deze psalm is welzaligheid (Ps 128:1-4) en zegen (Ps 128:5-6). Het ‘welzalig’ geldt voor ieder die de HEERE vreest. Dat is de boodschap van dit gedeelte, dat begint en eindigt met de vermelding “die de HEERE vreest” (Ps 128:1; 4). Het vrezen van de HEERE is tegelijk de basis voor zegen (Ps 128:4), die wordt uitgewerkt in de Ps 128:5-6.

Zegen van de Godvrezende

Dit negende “pelgrimslied” bezingt het geluk van “eenieder die de HEERE vreest, die in Zijn wegen gaat” (Ps 128:1). Zo worden de Israëlieten in het vrederijk beschreven. De vrees voor de HEERE blijkt uit het gaan in Zijn wegen (Sp 14:2). Het “welzalig” dat daaraan verbonden is, is het hoogste geluk, het ware en blijvende geluk. Het is de vervulling van de priesterlijke zegen (Nm 6:24; vgl. Ps 128:5).

In Psalm 127 is de Israëliet welzalig vanwege de zegen van kinderen. Hier in Psalm 128 is hij welzalig vanwege de zegen in zijn werk en in zijn gezin. Psalm 144 maakt duidelijk dat hij welzalig is omdat de HEERE zijn God is (Ps 144:15b).

Het geluk bestaat dan ook niet uit voorbijgaande dingen als geld en goederen, aanzien en macht, maar het ontvangen van de blijvende zegen van de HEERE in het werk en in het gezin, zoals die in het vrederijk zal worden genoten. Dit is de volle oudtestamentische zegen van de rechtvaardige (vgl. Dt 28:1-5; Jb 1:1; 8; Jb 2:3). Bij ontrouw eten anderen het resultaat van het werk (Lv 26:16b; Dt 28:33a).

Het woord “want” (Ps 128:2) geeft aan dat nu volgt waaruit de ‘welzaligheid’ van het vrezen van de HEERE en het gaan in Zijn wegen bestaat. Het eerste wat de Godvrezende wordt toegezegd, is dat hij zal “eten van de inspanning” van zijn handen (vgl. Js 3:10). De HEERE zal zijn werk zegenen. Dit is een enorm verschil met de man die hard werkt, maar zonder rekening te houden met God (Ps 127:2). De belofte dat het goed zal gaan, houdt geen voorspoed in van dingen die het leven aangenaam maken, maar houdt het vreugdevolle genot van de gunst van God in het leven op aarde in.

Copyright information for DutKingComments