‏ Psalms 35:1-10

Inleiding

Deze psalm heeft de vorm van een klaaglied. Hij bestaat uit drie delen

1. Ps 35:1-10;

2. Ps 35:11-18;

3. Ps 35:19-28.

Ze eindigen alle drie met een voornemen om de HEERE te loven.

De psalm is een dringend verzoek aan God om in oordeel op te treden tegen de afvallige, onbarmhartige vervolgers van de rechtvaardige, dat is David, en zij die met hem zijn. Smaad, list en geweld worden allemaal tegen hem gebruikt. We kunnen bij de vervolgers het best aan Saul en zijn helpers denken.

Wat zij David aandoen, zal ook het deel van het overblijfsel zijn in de eindtijd. Veel ervan heeft ook de Heer Jezus ervaren.

Roep tot God om hulp

Voor “[een psalm] van David” (Ps 35:1a) zie bij Psalm 3:1.

Zonder inleiding, zonder eerst de aandacht van God te vragen, roept David in de Ps 35:1-3 tot God. De nood is zo groot, dat hij geen tijd heeft om zijn gebed in te leiden. Het is als iemand die op het punt staat te verdrinken en daarom roept: ‘Help, help!’ Het is een uitgebreide toelichting op de uitspraak van David die hij deed toen hij voor Saul moest vluchten: “De HEERE zal Rechter zijn en oordelen tussen mij en u. Hij zal toezien en het voor mij opnemen, en mij recht doen [en bevrijden] uit uw hand” (1Sm 24:16). De psalm is ook nauw verbonden met Psalm 34. Alleen in deze twee psalmen vinden we in Psalmen de uitdrukking ‘de Engel van de HEERE’ (Ps 34:8; Ps 35:5-6).

David vraagt aan God om al het mogelijke te doen om af te rekenen met hen die hem bestrijden. Hij valt met de deur in huis en zegt in krachtige taal tegen God dat Hij de middelen die Hij heeft, inzet om hem te hulp te komen.

Om te beginnen vraagt Hij aan God om zijn vervolgers en aanklagers ter verantwoording roepen (Ps 35:1b). Als reden daarvoor noemt hij het feit dat zij hem ter verantwoording roepen. De vertaling ‘ter verantwoording roepen’ is veel te zwak. Het is beter om te vertalen: “Twist, HEERE, met hen die met mij twisten.” De betekenis is meer: ‘Vecht, HEERE, tegen diegenen die tegen mij vechten. De taal is zowel militaire taal als gerechtelijke (juridische) taal (Ps 35:2-3), tegelijkertijd en door elkaar heen. Het is zowel bevechten als betwisten.

Wat de vijanden van David willen, is uiterst misplaatst. Er is niets wat dat rechtvaardigt. Hij heeft niets gedaan waarvoor hij zich tegenover hen zou moeten verantwoorden. Dat moet God hun laten weten en daarom moet Hij zijn zaak ter hand nemen. David vraagt aan God om zijn Advocaat te zijn. Daardoor zal Hij laten weten dat Hij aan zijn kant staat. Hij zal hen bestrijden die hem bestrijden.

Laat God, zo zegt hij in beeldspraak, het kleine en het grote schild grijpen – dit zijn verdedigingswapens, soms door een schilddrager gedragen – en opstaan om hem te helpen (Ps 35:2). Het kleine schild is het handschild; het grote schild is het schild waarachter de persoon helemaal schuilgaat. God moet ook de speer in de hand nemen – dit is een aanvalswapen om de vijand uit te schakelen – en Zich tussen hem en zijn vervolgers opstellen, zodat Hij de weg voor zijn vervolgers verspert en zij hem niet kunnen grijpen (Ps 35:3).

Behalve door Zijn daden – de wapens spreken van Gods bereidheid om David te verdedigen – moet God hem ook door Zijn woorden laten weten dat Hij voor hem is. Hij moet tegen zijn ziel het volgende zeggen: “Ik ben uw heil”, met de nadruk op “Ik ben”. Dat zal een enorme bemoediging en vertroosting voor hem zijn in de grote nood waarin hij zich bevindt.

Vraag om vergelding

Na wat David in de Ps 35:1-3 heeft gezegd, kan God aan Zijn oordelend werk ten gunste van hem beginnen. Hij vraagt aan God om wie hem naar het leven staan beschaamd en te schande te laten worden (Ps 35:4). In het Midden-Oosten telt het zwaar als een goede naam te schande wordt gemaakt. Al die mensen die kwaad tegen hem bedenken, moet God laten terugwijken en rood van schaamte laten worden. David drukt zich steeds sterker uit in zijn vraag aan God om met zijn vijanden te handelen.

God moet hen door “de Engel van de HEERE”, dat is de Heer Jezus voordat Hij Mens is geworden (vgl. Ps 34:8), wegdrijven (Ps 35:5). Als Hij erop inslaat, zullen ze als kaf voor de wind wegstuiven, zodat ze onvindbaar zijn (vgl. 2Kn 19:35; Js 37:36). Ook vraagt hij om hun weg “duister en spiegelglad” te laten zijn, “wanneer de Engel van de HEERE hen vervolgt” (Ps 35:6). De weg van zijn vervolgers moet duister zijn, zodat ze de weg niet herkennen. Hij moet ook spiegelglad zijn, zodat ze direct uitglijden zodra ze een stap zetten. Het is wat de Egyptenaren in de Rode Zee is overkomen (Ex 14:23-31). David weet dat zijn vijanden niet eens zullen kunnen vluchten voor hun Vervolger als Hij de rollen heeft omgekeerd.

De vraag van David om het oordeel over zijn vijanden te laten komen, is gerechtvaardigd. Zijn vijanden willen hem als een wild dier in een net en in een kuil vangen die ze voor hem verborgen hebben (Ps 35:7). Maar het is “zonder reden” (vgl. Ps 35:19). Zo zijn de vijanden van de Heer Jezus ook tegenover Hem geweest. ‘Zonder reden’ hebben ze Hem vervolgd, gedreven door een diepe haat om Hem te doden. Ook het overblijfsel zal ‘zonder reden’ verdrukt worden.

David vraagt aan God om verwoesting over de vijand (enkelvoud) te laten komen zonder dat hij het merkt (Ps 35:8). Deze vijand is in de eindtijd de antichrist, de toekomstige valse koning (Jh 5:43), die het gelovig overblijfsel tot de dood toe zal vervolgen. Hij zal in zijn eigen sluwheid gevangen en omgebracht worden. Wat hij anderen heeft aangedaan, zal hem worden aangedaan (Op 13:10).

Als God zijn verzoek inwilligt, zal zijn ziel zich in Hem verheugen (Ps 35:9). Hij zal vrolijk zijn in de behoudenis die God heeft gegeven. Al zijn beenderen, waaruit alle kracht is verdwenen, zullen nieuwe levenskracht opdoen (Ps 35:10). In nieuw opgedane kracht zal hij het uitroepen: “HEERE, wie is aan U gelijk!” Deze woorden heeft Israël over God gesproken na de grote verlossing uit Egypte (Ex 15:11). We horen ze ook in de woorden van Jesaja als hij over de God van de schepping spreekt (Js 40:25-26) en in de woorden van Micha als Hij over God als de Verlosser spreekt (Mi 7:18).

David spreekt zo over God omdat God hem, “de ellendige”, heeft gered “van wie sterker is dan hij”. David was de onderliggende partij, maar de onvergelijkbare HEERE is hem te hulp gekomen en heeft hem gered. Als de HEERE voor hem opkomt, zal Hij hem, “de ellendige en arme”, redden uit de macht “van wie hem berooft”, van de man die met geweld zijn bezittingen van hem afneemt.

Copyright information for DutKingComments