Psalms 78:11

Ongehoorzaam en vergeetachtig

Ondanks Gods daden en Gods wet zijn “de zonen van Efraïm” van God afgeweken (Ps 78:9). De zonen van Efraïm zijn de tien stammen. Vanaf Ps 78:12 zijn ze verbonden met heel het volk Israël. Met andere woorden, Efraïm vertegenwoordigt met zijn gedrag het gedrag van heel het volk. Toen Ruben door zijn gedrag het eerstgeboorterecht verspeelde, kreeg Jozef, de eerstgeborene van Rachel, dat recht. Efraïm, de zoon van Jozef, de meerdere van Manasse (Gen 48:17-20), werd de leider. Toen Israël het land Kanaän in bezit nam, gebeurde dat onder aanvoering van Jozua, die uit de stam Efraïm was. Toen de ark van het verbond een rustplaats kreeg in het land, was dat in Silo, dat in Efraïm lag.

Efraïm was de meest bevoorrechte stam, maar hij faalde keer op keer. De zonen van Efraïm waren “gewapende boogschutters”, maar op het moment dat ze hun wapens en bekwaamheid hadden moeten gebruiken, dat is “op de dag van de strijd”, waren ze omgekeerd en gevlucht. Het is niet bekend om welke gebeurtenis het hier gaat. Dat is ook niet belangrijk. Waar het om gaat, is dat de belangen van God hun niet aan het hart zijn gegaan. Ze hebben meer waarde gehecht aan hun eigen leven dan zich in te zetten voor God en Zijn volk.

Hun laffe houding op de dag van de strijd was het gevolg van een verkeerde gesteldheid van het hart. Dat bleek hieruit, dat zij het verbond van God niet in acht hebben genomen. Dat blijkt uit de beschuldiging die tegen hen wordt ingebracht, dat ze “Gods verbond niet in acht” hebben genomen (Ps 78:10). Als we iets niet in acht nemen, wil dat zeggen dat we kwetsbaar worden voor foute keuzes of ons openstellen voor onheil. ‘Niet in acht nemen’ is letterlijk ‘niet bewaren’. Het woord betekent ook ‘niet bewaken’, waardoor iets beschadigd of weggenomen kan worden.

Behalve de schuldige nalatigheid Gods verbond niet in acht te nemen was er de bewuste weigering om “te wandelen in Zijn wet”. De “wet” is hier ‘het onderwijs’ van God. Het is hetzelfde woord als “onderricht” in Ps 78:1. Door middel van onderwijs leert men de woorden van God en daardoor Zijn wil kennen.

Zo hadden ze God de rug toegekeerd, ze waren Hem uit oog en hart verloren. God was niet hun hoop (Ps 78:7), waardoor ze “Zijn daden en Zijn wonderen, die Hij hun had laten zien”, waren vergeten (Ps 78:11). In het boek Deuteronomium houdt Mozes het volk regelmatig voor wat ze met hun eigen ogen van Gods daden hadden gezien en nog zouden zien (Dt 4:3; 9; 34; Dt 7:19; 22; Dt 9:4; Dt 10:21; Dt 11:7; 23).

God laat ons Zijn daden en Zijn wonderen zien om Zijn Woord te bevestigen en ons geloof te versterken. Als er echter geen persoonlijke omgang met Hem is, hebben Zijn vroegere daden geen effect meer op ons omdat het geloof ontbreekt. Wie het wonder van de reiniging van zijn vroegere zonden vergeet, wordt blind en kortzichtig (2Pt 1:9).

Copyright information for DutKingComments