‏ Revelation of John 12:1-6

De draak, de vrouw en het Kind

Op 12:1. Na de tempel van God en de ark van het verbond (Op 11:19) wordt er “een groot teken gezien in de hemel”. Dit teken sluit aan op de tempel en de ark. De tempel en de ark zijn het centrum van Gods aardse volk Israël. Het grote teken in de hemel gaat over Israël. Het teken is ‘in de hemel’, want het stelt Gods plan met Israël naar Zijn raadsbesluit voor (Rm 11:29) en is daardoor iets wat vastligt in Zijn hemelse raad.

De vrouw stelt op meerdere plaatsen in dit boek een gezelschap van mensen of een systeem voor. Op deze wijze is er sprake van Izebel (Op 2:20), dat is het pausdom, de grote hoer (Op 17:1-5), en de naamchristenheid die nauw verbonden is met het pausdom. Op die manier is er ook sprake van de bruid (Op 19-22), dat is de verheerlijkte gemeente. Hier stelt de vrouw Israël voor. Je ziet dat aan de kenmerken. Ze wordt voorgesteld zoals God bedoelt dat zij zal zijn. In de tijd van de geboorte van het Kind, waarover het in de volgende verzen gaat, was dat nog niet zo, want toen was Israël onder het juk van Rome.

Israël is “bekleed met de zon”. De zon is het beeld van het hoogste gezag op aarde (vgl. Ps 104:2a). Het is altijd Gods plan geweest Israël tot hoofd van alle naties te maken (Dt 28:1). Dat wordt benadrukt door “de maan onder haar voeten”. Daarin zie je dat alle aardse machten in het vrederijk het gezag van Israël erkennen. Ook de “kroon van twaalf sterren” die zij draagt, getuigt van haar heerlijkheid. De twaalf sterren kunnen goed de twaalf stammen voorstellen als de kanalen waarlangs de zegen van God in het vrederijk naar alle delen van de aarde zal gaan.

Op 12:2. Na dit machtige toekomstperspectief wordt er iets merkwaardigs van de vrouw opgemerkt: “En zij was zwanger.” Daarbij komt dat haar zwangerschap in het stadium van de bevalling was gekomen. De weeën waren bezig en ze schreeuwde het uit van de pijn.

Deze beschrijving geeft een terugblik naar het verleden en ziet vooruit naar de toekomst. Enerzijds ga je terug in de tijd en wel naar de geboorte van de Heer Jezus uit het volk Israël (Js 9:5; Mi 5:1). Anderzijds ga je naar de toekomst, want de weeën, die zien op de tijd van de grote verdrukking (Mt 24:15-21), moeten nog komen. Maar die weeën kondigen toch het nieuwe leven aan. Dit nieuwe leven ziet op de komst van de Heer Jezus, Zijn tweede komst welteverstaan. Die komst wordt gezien als een nieuwe geboorte.

Daarom staat er bijvoorbeeld op een andere plaats zo opmerkelijk dat Hij uit – en niet: tot – Sion zal komen (Rm 11:26). Het is alsof Hij eerst dan door het volk gebaard wordt. Dat is het moment dat God opnieuw “de Eerstgeborene inbrengt in de wereld” (Hb 1:6). Hij komt niet nog een keer als een weerloze Baby Die verworpen wordt, maar als de Heerser.

Om deze voorstelling van zaken goed te begrijpen is het belangrijk te zien dat er met het tussenliggende tijdperk van de gemeente geen rekening wordt gehouden. Je stapt hier zo van het verleden, waarin zoveel beloften zijn gedaan, over in de toekomst voor de vervulling van die beloften. In het verleden konden de beloften niet worden vervuld vanwege de ontrouw van Israël en de verwerping van de Heer Jezus. In de toekomst zullen die beloften allemaal op grond van de trouw van de Heer Jezus worden vervuld. In dit hoofdstuk zie je hoe dat in zijn werk zal gaan.

Op 12:3. Na het teken van Israël zie je “een ander teken … in de hemel”. Dit andere teken is de “draak” ofwel de satan. Zijn kleur is ‘vuurrood’, wat staat voor de kleur van het bloed van zijn vele slachtoffers. Het wijst op de moorddadige activiteiten van deze vijand van God.

Hij heeft ook “zeven koppen” met op elke kop een diadeem, en “tien horens”. De verklaring daarvan staat verderop (Op 13:1; Op 17:3; 7-12). Daar blijkt dat het gaat over het Romeinse rijk. In de beschrijving hier ligt alle nadruk op de duivelse macht die achter dit rijk schuilgaat. De koppen zien zowel op buitengewone intelligentie als op gezag. De diademen op de koppen wijzen op de koninklijke positie die de draak zich aanmatigt. De horens wijzen op macht en kracht.

Op 12:4. Zoals al is aangetoond, ziet de staart op leugen en valse leringen (Op 9:10; Js 9:14). Deze valse leringen verspreidt de draak door middel van de antichrist, de valse profeet. “Het derde deel van de sterren van de hemel” die door zijn valse leringen worden meegesleept, kan slaan op hen die in het Romeinse rijk een vooraanstaande positie hebben. Het zijn mogelijk lichtdragers die na de opname van de gemeente een in naam christelijke leer zullen brengen.

Na zo de draak in zijn verscheurende en misleidende werk te hebben gezien zie je hem voor de vrouw staan die op het punt staat te baren. Zijn bedoeling is om het Kind Dat zij zal baren te verslinden zodra Het ter wereld is gekomen. Hier zie je wat je in het evangelie naar Mattheüs leest over de poging van Herodes om de Heer Jezus te doden nadat hij van Zijn geboorte heeft gehoord (Mt 2:13-16).

Op 12:5. Hier wordt eerst de geboorte van de Heer Jezus beschreven en daarna het doel van Zijn geboorte: Zijn regering over alle naties. Maar omdat Hij wordt gehaat en verworpen, rukt God Zijn Zoon weg, naar Zichzelf en naar Zijn troon. Dat heeft plaatsgevonden bij de hemelvaart.

Op 12:6. Je leest in dit hoofdstuk niets over de tijd van de gemeente. De gemeente is geen onderwerp van de profetie. De christelijke periode wordt overgeslagen. We bevinden ons in Op 12:6 ineens in de tijd van de grote verdrukking, dat is in de tweede helft van de zeventigste jaarweek van Daniël 9 (Dn 9:24-27). Daarom is de volgende actie van God verbonden met de vlucht van de vrouw, opdat zij niet ten prooi valt aan de draak. Hier stelt de vrouw het volk Israël voor, maar dan wel dat deel van Israël dat met God in verbinding staat, dat is het gelovig overblijfsel.

God beschermt de vrouw tegen de vervolger door haar van een schuilplaats te voorzien. Op die plaats voedt Hij haar twaalfhonderdzestig dagen, dat is drieënhalf jaar (een maand telt dertig dagen). Dat er over “dagen” wordt gesproken, geeft de dagelijkse zorg van God voor de Zijnen aan. Zij zullen de bede ‘geef ons heden ons dagelijks brood’ (Mt 6:11) in de letterlijke zin van het woord bidden. Het lijkt er veel op dat Moab de plaats is waar ze elke dag Zijn verzorging en onderhoud ervaren (Js 16:4).

Lees nog eens Openbaring 12:1-6.

Verwerking: Wat kun je uit dit gedeelte leren voor je persoonlijk geloofsleven?

Copyright information for DutKingComments