‏ Revelation of John 20:4-5

Duizend jaar vrede en de laatste opstand

Op 20:4. In de Op 20:4-6 wordt het eigenlijke vrederijk beschreven, dat wil zeggen dat er twee keer sprake is van met Christus regeren. Dit houdt in dat Christus Zelf regeert. Dit wordt hier uiterst kort beschreven. Vanaf Openbaring 21:9 wordt daar uitvoeriger op ingegaan. Het Oude Testament staat vol met bijzonderheden over dit rijk. Dat het over regeren gaat, blijkt uit het eind van het vers, maar ook uit de tronen die Johannes ziet. Hij ziet ook dat “zij”, dat zijn de vierentwintig oudsten, op die tronen plaatsnemen. Daniël heeft ook tronen gezien, maar hij zag er niemand op zitten (Dn 7:9). Johannes ziet hoe aan hen die op de tronen zitten het oordeel wordt gegeven, dat wil zeggen dat hun regeringsmacht wordt gegeven.

De tronen die Johannes ziet, staan op aarde, want Christus regeert op aarde, waar ook Zijn troon staat. Eerder heb je al tronen gezien waarop de vierentwintig oudsten zitten, maar daar staan ze in de hemel (Op 4:4). Hier staan ze op aarde en gaan ze erop zitten om met Christus duizend jaar te regeren. Hij heeft dat beloofd aan Zijn discipelen in verbinding met de twaalf stammen van Israël (Mt 19:28; Lk 22:30). En Paulus zegt tegen de gelovigen van de gemeente dat zij de wereld zullen oordelen (1Ko 6:2). De vierentwintig oudsten stellen de gelovigen van het Oude Testament en van het Nieuwe Testament voor.

Dan ziet Johannes nog twee andere groepen gelovigen. Deze tweede en derde groep zijn gelovigen die na de opname van de gemeente tot geloof zijn gekomen en voor hun geloof de marteldood zijn gestorven. De tweede groep bestaat uit gelovigen die vóór de grote verdrukking zijn gedood, ‘de zielen onder het altaar’ (Op 6:9). Vanwege hun getuigenis dat zij van de Heer Jezus hebben afgelegd en hun trouw aan het Woord van God zijn zij onthoofd.

Als zij om wraak roepen, krijgen ze te horen dat ze moeten wachten tot ook de andere groep, die hier wordt genoemd, zou zijn gedood (Op 6:10-11). Deze derde groep is gedood tijdens de grote verdrukking. Deze groep heeft te lijden gehad van het beest, maar ze hebben niet gebogen voor hem of zijn beeld. Het heeft hun het leven gekost, maar nu krijgen ze de beloning.

Beide groepen zijn gedood door hun vijanden die meenden zich daarmee van deze getuigen van die gehate Jezus te hebben ontdaan. Zo meenden ook de vijanden van de Heer Jezus zich van Hem te hebben ontdaan, toen Hij dood aan het kruis hing. Maar zoals de Heer Jezus levend is geworden, zo worden ook deze martelaars levend.

Levend worden betekent lichamelijk opstaan. Het is het levend worden van doden. Pas na dit levend worden is er sprake van een regeren met Christus. Dit is een bewijs te meer dat er nu, in onze dagen, geen sprake kan zijn van een duizendjarig vrederijk waar Christus regeert en waarin allen delen die met Hem verbonden zijn.

“Zij werden levend en regeerden.” De mens krijgt nu zijn eigenlijke bestemming. In Genesis 1 is hij er al toe geroepen over de schepping te heersen (Gn 1:26) en in Genesis 2 heeft hij leven gekregen van God (Gn 2:7). Maar de mens heeft beide verspeeld door zijn zonde. Door Christus krijgt hij terug wat hij is kwijtgeraakt en dat op een heerlijker wijze. Hij regeert namelijk met Christus en wel als opgewekte heilige en niet als onderdaan. Trouw aan God zal nooit tot verlies van enige zegen leiden, maar juist tot een rijker genot ervan, rijker dan we ooit op aarde hadden kunnen genieten (Rm 8:18; 2Ko 4:17).

Hier worden allen die eens vernederd werden, verhoogd op Zijn tijd (1Pt 5:6). Zij allen zijn eens van hun eigen troon afgestapt en hebben zich voor God gebogen en mogen nu op hun troon gaan zitten, een troon die hun gegeven is.

Op 20:5. “De overigen van de doden” zijn de ongelovigen, want alle gelovige doden zijn opgestaan. Zij staan niet op bij het begin van het vrederijk, maar blijven in het dodenrijk, in de hades, de plaats van de pijn (Lk 16:23). Vanaf het ogenblik dat de Heer Jezus regeert, zullen er geen gelovigen meer sterven (vgl. Js 65:22). Met het levend worden van de gelovigen van het vorige vers is “de eerste opstanding” voltooid.

De eerste opstanding verloopt in fasen:

1. Eerst staat Christus op (Hij is al opgestaan),

2. daarna allen die van Christus zijn bij Zijn komst (1Ko 15:23).

Ook de komst van Christus verloopt in fasen:

1. Hij komt eerst om de gemeente en alle oudtestamentische gelovigen tot Zich te nemen in de lucht (1Th 4:15-18). Bij die gelegenheid worden de ontslapen gelovigen opgewekt en de levende gelovigen veranderd.

2. Vervolgens vindt de bruiloft van het Lam plaats, zoals je hebt gezien (Op 19:7).

3. Daarna komt de Heer Jezus voor de tweede keer uit de hemel, nu samen met de gemeente en de andere gelovigen (Op 19:11-16), om Zijn vijanden te verslaan en Zijn koninkrijk te vestigen.

Dit is het moment dat de martelaars van Op 20:4 zullen opstaan om ook deel te nemen aan de regering van Christus.

Dan is de eerste opstanding voltooid.

De ongelovigen zullen pas na het vrederijk levend worden en voor de grote, witte troon, waar alleen ongelovigen staan, geoordeeld worden. Van de ongelovigen wordt het lichaam levend gemaakt, maar de geest blijft geestelijk dood. Met dit lichaam zullen ze eeuwig in de hel zijn en tevens dood. Ze staan als doden voor de grote, witte troon.

Er zijn dus twee opstandingen:

1. een opstanding van rechtvaardigen, ofwel de eerste opstanding, en

2. een opstanding van onrechtvaardigen (Lk 14:14; Hd 24:15).

Tussen beide opstandingen ligt een periode van duizend jaar. De twee opstandingen worden door Johannes in zijn evangelie genoemd:

1. de opstanding ten leven en

2. de opstanding ten oordeel (Jh 5:29).

Op 20:6. Het is een buitengewoon voorrecht om aan de eerste opstanding deel te hebben. Wie daaraan deel heeft, is volmaakt onbereikbaar voor de macht van de tweede dood, dat is de hel. De eerste dood is lichamelijk en tijdelijk; de tweede dood is lichamelijk en eeuwig. Dood en leven zijn trouwens begrippen die je in hun verband moet lezen om de betekenis ervan te begrijpen. Zo kun je tegenkomen dat van de lichamelijk doden wordt gezegd dat ze leven (Mt 22:32) en van de lichamelijk levenden wordt gezegd dat ze dood zijn (Ef 2:1).

Allen die aan de eerste opstanding deel hebben, zijn priesters “van God en van Christus” en niet ‘voor’ God en ‘voor’ Christus. Zij delen namelijk de priesterlijke zegen namens God en namens Christus uit aan de schepping waarover zij met Christus regeren. ‘Regeren’ is letterlijk ‘als koningen heersen’. Zij komen uit de hemel om priesters te zijn op aarde. Ze zijn geen priesters die mensen vertegenwoordigen bij God, maar priesters die God vertegenwoordigen bij mensen. Zij lijken hierin weer op de Heer Jezus als de Koning-Priester (Zc 6:13; Gn 14:18).

Op 20:7. Het woord “voleindigd” wil niet slechts zeggen dat de duizend jaren verstreken en ‘voorbij’ zijn, maar houdt ook in dat ze ‘vervuld’ zijn, in de zin dat een vastgesteld doel is bereikt. De aarde heeft haar sabbatsrust gehad.

Voordat nu de vrede van het vrederijk uitmondt in de vrede van de eeuwigheid, is het noodzakelijk dat de mensheid aan een laatste test wordt onderworpen. Daartoe gebeurt wat al aan het eind van Op 20:3 is aangekondigd, namelijk dat de satan voor een korte tijd “uit zijn gevangenis” moet “worden losgelaten”.

Op 20:8. Het karakter van de satan is door zijn verblijf in de afgrond de afgelopen duizend jaar niet veranderd, net zomin als de natuur van de mens. De satan is onverbeterlijk verdorven en gewelddadig. Als hij is losgelaten, handelt hij direct zoals hij altijd heeft gedaan. Hij gaat uit over de hele aarde, tot aan de uithoeken ervan (vgl. Js 11:12; Ez 7:2), om al de naties te misleiden. De uithoeken van de aarde betekent letterlijk dat deze mensen zich ver van het centrum van de zegen, Jeruzalem, bevinden.

Uit de misleiding door de satan blijkt ook dat het zondige vlees van de mens onder de grootst denkbare zegen niet tot verandering is gekomen. Velen hebben gehoorzaamheid aan de Heer Jezus geveinsd (Ps 18:45; Ps 66:3; Mi 7:17). Ze hebben gedaan alsof ze Hem als Heer erkenden, maar dat deden ze alleen, omdat ze (terecht) bang voor het oordeel waren. Maar het vlees blijft vijandschap tegen God (Rm 8:7), ook al onderwerpt het zich veinzend. De mens wordt hier het argument uit handen genomen dat de schuld van het kwaad bij de satan ligt om zichzelf te verontschuldigen (vgl. Gn 3:13). Daar kan nu geen sprake van zijn. Ook zonder de duivel wordt het hart van de mens er niet beter op.

De Gog en Magog die Johannes noemt, moet je niet verwarren met Gog in het land Magog die Ezechiël noemt (Ez 38:1-13; 18; Ez 39:1-6). De legermacht die Ezechiël noemt, komt uit een bepaald gebied, het verre noorden. Wanneer de Heer Jezus al in Jeruzalem op de troon heeft plaatsgenomen, zal Gog tegen Israël optrekken en op de bergen van Israël verslagen worden. De Gog die Johannes noemt, komt overal vandaan. Johannes gebruikt deze naam vanwege de grote demonische overeenkomsten tussen de beide aanvallen.

De satan heeft groot succes in het ronselen voor zijn leger. Er komt een enorm, niet te tellen leger op de been.

Op 20:9. Onder invloed van de satan trekt dit enorme leger op over de breedte van de aarde. Het doel is de legerplaats van de heiligen en Jeruzalem, dat hier “de geliefde stad” (Ps 78:68; Ps 87:2) wordt genoemd, het middelpunt van de aarde. De geliefde stad is tevens de plaats waar de heiligen legeren, waar zij hun rust hebben. Ze zijn gescheiden van de heidenen die zich aan de hoeken van de aarde bevinden.

Dit enorme leger is even blind voor de macht van de Heer Jezus als de legers waren die vóór het vrederijk naar Jeruzalem optrokken (Op 19:19-20). God zendt Zijn verterend vuur uit de hemel en er is geen vijand meer over. De beschrijving van deze oorlog is nog korter dan die in het vorige hoofdstuk.

Lees nog eens Openbaring 20:4-9.

Verwerking: Welke groepen mensen mogen met de Heer Jezus regeren?

Copyright information for DutKingComments