1 Corinthians 10:12-13

12Zo dan, die meent te staan, zie toe, dat hij niet valle.
 die meent te staan, Dat is, die zich laat dunken zo vast te zijn in het geloof, dat hij in zulke zonden niet zou vervallen.
,
 zie toe Dat is, zij zorgvuldig dat hij daar door niet worde ten val gebracht, om die zonden en ergernissen te begaan, waarover God de Israelieten gestraft heeft. Waaruit blijkt dat de apostel de gelovigen niet vermaant tot vertwijfeling aan hunne zaligheid, tegen zijn eigen leer, Rom 5:1 , en Rom 8:31 , maar dat hij de eigendunkelijken alleen waarschuwt, om op zichzelven niet te steunen en de oorzaken te vlieden, waardoor zij ten val mochten gebracht worden. Want de ware gelovigen, wanneer zij uit zwakheid zouden mogen vallen, hebben de belofte van wederoprichting. Zie Psa 37:24 , en het volgende vs. alhier.
13Ulieden heeft geen verzoeking bevangen dan menselijke; doch God is getrouw, Die u niet zal laten verzocht worden boven hetgeen gij vermoogt; maar Hij zal met de verzoeking ook de uitkomst geven, opdat gij ze kunt verdragen.
 geen verzoeking Namelijk waardoor gij gebracht zijt tot de gemeenschap der afgodendienaars en van hunne maaltijden.
,
 dan menselijke; Dat is, die uit uw menselijke zwakheid en uit vrees van de ongenade der afgodendienaars, welken u daartoe verzocht hebben, gesproten is. Hij troost hen hiermede, en vermaant hen in het toekomende tot meerdere standvastigheid, dewijl God ons deze belofte doet, dat Hij de Zijnen niet zal laten verzoeken boven hun vermogen.
,
 boven hetgeen Dat is, boven de kracht, die gij door Gods Geest alrede hebt ontvangen. Want uit onszelven vermogen wij niets; Joh 15:5 ; 2Co 3:5 ; Phi 4:13 .
,
 met de verzoeking Namelijk die Hij over u zal laten komen, alwaar zij vrij meerder dan tot nog toe geschied is; Joh 16:33 .
,
 geven, opdat Gr. maken.
Copyright information for DutSVVA