1 Corinthians 15
1Voorts, broeders, ik maak u bekend het Evangelie, dat ik u verkondigd heb, hetwelk gij ook aangenomen hebt, in hetwelk gij ook staat; ▼▼ ik maak u bekend Dat is, ik breng u wederom in gedachtenis.
,
▼▼ verkondigd heb, Gr. geëvangeliseerd.
,
▼▼ aangenomen hebt, Namelijk tot het geloof.
,
▼▼ staat; Dat is, tot nog toe standvastig zijt gebleven.
2Door hetwelk gij ook zalig wordt, indien gij het behoudt op zodanige wijze, als ik het u verkondigd heb; tenzij dan dat gij tevergeefs geloofd hebt. ▼▼ zalig wordt, indien Of, zalig zult worden.
,
▼▼ behoudt op zodanige Of, onthoudt met wat reden, of woorden.
,
▼ 3Want ik heb ulieden ten eerste overgegeven, hetgeen ik ook ontvangen heb, dat Christus gestorven is voor onze zonden, naar de Schriften; ▼
,
▼▼ overgegeven Namelijk met leren en prediken.
,
▼
,
▼
,
▼ 4En dat Hij is begraven, en dat Hij is opgewekt ten derden dage, naar de Schriften; 5En dat Hij is van Cefas gezien, daarna van de twaalven. ▼
,
▼ 6Daarna is Hij gezien van meer dan vijfhonderd broeders op eenmaal, van welken het meren deel nog over is, en sommigen ook zijn ontslapen. ▼
,
▼▼ nog overig is, Gr. tot nu toe blijven; dat is, nog in het leven zijn.
,
▼ 7Daarna is Hij gezien van Jakobus, daarna van al de apostelen. ▼▼ van Jakobus, Onder de apostelen zijn er twee geweest, die Jakobus genaamd zijn. Een die een zoon van Zebedeus was en een broeder van Johannes, Mat 4:21 , en Mat 10:2 , van Herodes gedood, Act 12:2 ; en een, die een zoon van Alfeus was, toegenaamd de kleine, Mar 15:40 , en de broeder des Heeren, Gal 1:19 , omdat hij een zoon was van de zuster der moeder onzes Heeren. Zie de aantekeningen Mar 15:40 ; Act 12:2 , Act 12:17 , en Act 15:13 . Van wien van beiden dit verstaan moet worden, is onzeker, alzo de Evangelisten van deze verschijning ook geen gewag maken.
,
▼▼ van al de apostelen Waardoor sommigen verstaan de apostelen, of al de elf tezamen zijnde bijeenvergaderd, en dat vs.5 dezelve ook verstaan worden, toen zij zonder Thomas waren vergaderd; Joh 20:24 . Doch anderen verstaan het niet alleen van de twaalven, vs.5, maar ook van al de anderen, die van hem uitgezonden waren, om het Evangelie te prediken; Luk 10:1 ; Rom 16:7 .
8En ten laatste van allen is Hij ook van mij, als van een ontijdig geborene, gezien. ▼▼ van een ontijdig-geborene, De apostel vergelijkt zichzelf hierbij, ten aanzien van zijn plotselinge en onverwachte bekering en beroeping, die beschreven wordt Hand. 9, en geschied is nadat de Heere Christus ten hemel gevaren was, en omdat hij Christus tevoren had vervolgd.
9Want ik ben de minste van de apostelen, die niet waardig ben een apostel genaamd te worden, daarom dat ik de Gemeente Gods vervolgd heb. ▼▼ niet waardig ben Gr. niet genoegzaam.
10Doch door de genade Gods ben ik, dat ik ben; en Zijn genade, die aan mij bewezen is, is niet ijdel geweest, maar ik heb overvloediger gearbeid dan zij allen; doch niet ik, maar de genade Gods, Die met mij is. ▼▼ dat ik ben; Namelijk een gelovig Christen en bovendien een apostel des Heeren.
,
▼▼ die aan mij Of, in mij, tegen mij.
,
▼▼ niet ijdel geweest, Dat is, niet zonder vele vruchten voort te brengen.
,
▼
,
▼▼ zij allen Namelijk de andere apostelen, die vóór de hemelvaart van Christus beroepen zijn geweest en met Hem op de aarde verkeerd hebben, gelijk ook in vs.11.
,
▼▼ niet ik, maar de Namelijk als door mijn eigen krachten dat werkende, overmits ik daarvan maar een instrument ben.
,
▼▼ die met mij is Dat is, die God mij heeft bewezen en waardoor Hij mijnen arbeid zegent.
11Hetzij dan ik, hetzij zijlieden, alzo prediken wij, en alzo hebt gij geloofd. ▼▼ zijlieden, Namelijk de andere apostelen. Zie vs.10.
,
▼▼ alzo prediken wij, Namelijk dat Christus gestorven is voor onze zonden, begraven, en opgestaan van de doden. Zie vs.3,4.
12Indiën nu Christus gepredikt wordt, dat Hij uit de doden opgewekt is, hoe zeggen sommigen onder u, dat er geen opstanding der doden is? ▼▼ gepredikt wordt, Namelijk van mij en van de andere apostelen.
,
▼▼ hoe zeggen Dat is, hoe kan dan bestaan hetgeen sommigen zeggen? Deze vraag brengt mede ene berisping en aanwijzing van de ongerijmdheid dezer dwaling.
,
▼
,
▼▼ is? Dat is, wezen zal in de laatste toekomst van Christus.
13En indien er geen opstanding der doden is, zo is Christus ook niet opgewekt. ▼▼ zo is Christus ook Dat is, zo zal deze ongerijmdheid daaruit moeten volgen, dat Christus niet opgewekt is uit de doden. De reden hiervan is, omdat Christus het hoofd is en de gelovigen Zijne leden zijn, die tezamen een lichaam maken. Zo de leden niet levend zouden gemaakt worden, zo zou het hoofd ook niet levend zijn. Want het zou een wanschapen lichaam zijn, waarvan het hoofd zou leven en de leden dood zijn en blijven.
14En indien Christus niet opgewekt is, zo is dan onze prediking ijdel, en ijdel is ook uw geloof. ▼▼ onze prediking Dat is, mijne en der andere apostelen.
,
▼▼ ijdel, en Dat is, vals, onwaarachtig.
,
▼▼ ijdel is ook uw Dat is, uw geloof heeft geen vasten grond, en het zal het einde deszelven niet bekomen, hetwelk is de zaligheid der zielen.
15En zo worden wij ook bevonden valse getuigen Gods; want wij hebben van God getuigd, dat Hij Christus opgewekt heeft, Dien Hij niet heeft opgewekt, zo namelijk de doden niet opgewekt worden. ▼▼ want wij hebben Of, omdat wij tegen God getuigd hebben.
16Want indien de doden niet opgewekt worden, zo is ook Christus niet opgewekt. ▼▼ zo is ook Christus De reden van dit gevolg, zie de aantekenigen, vs.13.
17En indien Christus niet opgewekt is, zo is uw geloof tevergeefs, zo zijt gij nog in uw zonden. ▼
,
▼▼ zo zijt gij nog Dat is, om uwer zonden wil de verdoemenis nog onderworpen, alzo het een bewijs zou wezen dat door Christus voor uwe zonden niet zou voldaan zijn, indien Hij in den dood gebleven ware.
18Zo zijn dan ook verloren, die in Christus ontslapen zijn. ▼▼ verloren Dat is, eeuwig verdoemd.
,
▼
,
▼▼ ontslapen zijn Dat is, gestorven. Zie vs.6.
19Indiën wij alleenlijk in dit leven op Christus zijn hopende, zo zijn wij de ellendigste van alle mensen. ▼▼ alleenlijk in dit leven Dat is, ziende alleenlijk op die dingen, of alleen om die dingen, die dit leven aangaan, en die ons in dit leven zouden kunnen toekomen; hetwelk zou zijn indien er gene opstanding der doden zou wezen.
,
▼▼ ellendigsten van alle mensen Gr. ellendiger. Want de Christenen verzaken niet alleen de wereldse wellusten, maar zijn ook om de belijdenis der waarheid veel kruis, verdrukking en vervolging onderworpen.
20Maar nu, Christus is opgewekt uit de doden, en is de Eersteling geworden dergenen, die ontslapen zijn. ▼▼ is opgewekt uit de Dat is, uit de voorgaande bewijsredenen blijkt dat het zeker is, dat Christus van de doden is opgewekt.
,
▼
,
▼▼ die ontslapen zijn Namelijk in Christus. Zie vs.18.
21Want dewijl de dood door een mens is, zo is ook de opstanding der doden door een Mens. ▼▼ een mens is, Namelijk Adam, vs.22.
,
▼▼ zo is ook de Dat is, zo heeft ook God geordineerd dat de opwekking der doden door een mens zou gedaan worden.
,
▼▼ een mens Namelijk Christus, vs.22.
22Want gelijk zij allen in Adam sterven, alzo zullen zij ook in Christus allen levend gemaakt worden. ▼
,
▼▼ sterven, alzo zullen Dat is, de schuld en noodzakelijkheid van te sterven, of van den tijdelijken dood [want van deze wordt hier alleen gesproken] over zich gehaald en gebracht hebben.
,
▼▼ in Christus Of, door Christus.
,
▼▼ allen Namelijk gelovigen, die in Christus zijn ontslapen; gelijk de tegenstelling hier vereist. Want hoewel Christus alle mensen in het algemeen zal opwekken, ook de goddelozen en ongelovigen, als hun rechtvaardige rechter, om hen aan lichaam en ziel eeuwiglijk te straffen, Mat 25:32 ; Joh 5:28 ; Act 24:15 ; 2Co 5:10 ; Rev 20:12-13 , zo worden hier nochtans verstaan degenen, die van Christus zijn en die Hij opwekken zal als hun hoofd, waarvan hij de eersteling is, vs.23.
,
▼▼ levend gemaakt worden Dat is, opgewekt uit de doden. Want daarvan wordt hier gesproken, niet van de geestelijke levendmaking.
23Maar een iegelijk in zijn orde: de eersteling Christus, daarna die van Christus zijn, in Zijn toekomst. ▼▼ in zijne orde; Namelijk van den tijd van God daartoe bestemd.
,
▼
,
▼▼ die van Christus zijn, Dat is, die Hem toebehoren, die Zijne lidmaten zijn, Hem door een waar geloof ingelijfd. Zie de aantekeningen op vs.22.
,
▼▼ in Zijn toekomst Namelijk om te oordelen de levenden en doden, ten uitersten dage.
24Daarna zal het einde zijn, wanneer Hij het Koninkrijk aan God en den Vader zal overgegeven hebben; wanneer Hij zal te niet gedaan hebben alle heerschappij, en alle macht en kracht. ▼▼ het einde zijn, Namelijk van deze tegenwoordige eeuw of wereld, of van deze regering van Christus, die hij nu als Middelaar bedient.
,
▼▼ Hij Namelijk Christus.
,
▼▼ het koninkrijk Namelijk dat Hij nu als Middelaar bedient, door de predikatie des Woords Zijne kerk vergaderende, door Zijnen Geest haar wederbarende, en door Zijne kracht tegen de vijanden beschermende. Want dat zal alsdan niet meer nodig zijn.
,
▼
,
▼▼ teniet gedaan hebben Dat zij niet alleen de overhand niet hebbe, maar ook niet meer is.
,
▼▼ alle heerschappij, en alle Dit verstaan sommigen van alle overheden, ook wettige en goede, want die zullen alsdan niet meer van node zijn; anderen, van alle heerschappij en macht, hetzi der onreine geesten, of der mensen, die zich tegen Christus' rijk gesteld hebben.
25Want Hij moet als Koning heersen, totdat Hij al de vijanden onder Zijn voeten zal gelegd hebben. ▼▼ als koning heersen, Dat is, zijn koninklijk ambt als Middelaar volvoeren. Dat dan Psa 110:1 gezegd wordt [waarop de apostel hier ziet], dat Hij zou zitten ter rechterhand Gods, wordt hier uitgelegd van den apostel, heersende als koning, gelijk ok in denzelfden Psa 110:2 , heers in het midden van uwe vijanden.
,
▼▼ totdat Hij al Daarom, zolang dit niet is volvoerd, zal Christus de gelovigen uit den dood niet opwekken. En daarna zal Hij ophouden te regeren of heersen, op zulke wijze gelijk Hij nu als Middelaar doet.
,
▼
,
▼ 26De laatste vijand, die te niet gedaan wordt, is de dood. ▼▼ De laatste Dat is, die laatst zal overwonnen en teniet gedaan worden.
,
▼▼ vijand, die Namelijk des levens en de zaligheid der mensen. Want de dood vernielt het leven, en is daardoor als een vijand der natuur.
,
▼▼ teniet gedaan wordt Dat is, weggenomen wordt, en in plaats van dien het leven wederom door de opstanding gegeven. Zie vs.54.
,
▼▼ de dood Namelijk de tijdelijke en lichamelijke dood; want daarvan wordt hier gesproken.
27Want Hij heeft alle dingen Zijn voeten onderworpen. Doch wanneer Hij zegt, dat Hem alle dingen onderworpen zijn, zo is het openbaar, dat Hij uitgenomen wordt, Die Hem alle dingen onderworpen heeft. ▼▼ Hij heeft Namelijk God de Vader.
,
▼▼ alle dingen En dienvolgens ook alle vijanden, waaronder ook de tijdelijke dood is.
,
▼
,
▼▼ voeten onderworpen Dat is, onder Hem gesteld, om al wat vijandig is teniet te doen, dat het zijn Rijk niet meer beschadige.
,
▼▼ Hij uitgenomen wordt, Namelijk God de Vader. Of, dat het is zonder dien.
,
▼▼ Hem alle dingen onderworpen heeft Namelijk Christus.
28En wanneer Hem alle dingen zullen onderworpen zijn, dan zal ook de Zoon Zelf onderworpen worden Dien, Die Hem alle dingen onderworpen heeft, opdat God zij alles in allen. ▼▼ onderworpen worden Namelijk afgelegd hebben, niet Zijn goddelijke natuur en macht, maar deze wijze van bediening van Zijn Middelaarsambt, welke Hij, als een gezant des Vaders, alsdan volkomen volbracht en uitgevoerd zal hebben.
,
▼▼ God zij Namelijk de Vader.
,
▼▼ alles in allen Dat is, zijne gemeente voorts door Hem zelf, als ware God met den Zoon en den Heiligen Geest zonder middel verheerlijke.
29Anders, wat zullen zij doen, die voor de doden gedoopt worden, indien de doden ganselijk niet opgewekt worden? Waarom worden zij voor de doden ook gedoopt? ▼▼ wat zullen zij doen, Dat is, wat nut en voordeel zullen zij voor dat doen verkrijgen?
,
▼▼ voor de doden Of, over de doden.
,
▼▼ gedoopt worden, Of, doping gebruiken. Dit wordt verscheidenlijk uitgelegd. Sommigen verstaan het van het sacrament des doops, door hetwelk wij gemeenschap hebben aan den dood van Christus, en openlijk betuigen dat wij als voor doden en der wereld afgestorvenen willen gehouden zijn; Rom 6:2-3 . Anderen verstaan het van degenen, die met kruis en vervolging alzo worden gedoopt, dat zij gelijk als in een gedurigen dood zijn. Want alzo wordt het woord dopen altemet genomen; Mar 10:38 ; Luk 12:50 . Eenigen verstaan het van degenen, die de lichamen der doden wiessen, alzo de woorden, voor de doden gedoopt worden, ook wel kunnen overgezet worden, over de doden dopen, dat is, wassen; welke wijze van doen ten tijde der apostelen gebruikelijk was, Act 9:37 , en het woord dopen altemet ook wassen betekent, Mar 7:4 ; Luk 11:38 ; Heb 9:10 , hetwelk met het oogmerk des apostels ook niet kwalijk overeenkomt.
30Waarom zijn ook wij alle ure in gevaar? ▼▼ wij Namelijk apostelen, leraars, en ook alle gelovigen.
,
▼▼ in gevaar? Namelijk van niet alleen onze goederen en goeden naam, maar ook ons leven te verliezen om Christus' wil. Dit zou van ons tevergeefs gedaan worden zo er gene opstanding ware.
31 Ik sterf alle dagen, hetwelk ik betuig bij onzen roem, dien ik heb in Christus Jezus, onzen Heere. ▼
,
▼ 32Zo ik, naar den mens, tegen de beesten gevochten heb te Efeze, wat nuttigheid is het mij, indien de doden niet opgewekt worden? Laat ons eten en drinken, want morgen sterven wij. ▼▼ naar den mens Dat is, gelijk somtijds bij de mensen geschiedt. Of, opdat ik ook van mijzelven wat zeg, gelijk de mensen plegen te doen; Rom 3:5 ; 2Co 11:16-17 , 2Co 11:21 .
,
▼▼ tegen de beesten gevochten Dit kan verstaan worden eigenlijk, dat de apostel te Efeze in de schouwplaats den wilden beesten zou voorgeworpen zijn geweest, om van hen verscheurd te worden, zijnde nochtans van God wonderbaar daarvan verlost. Dan, alzo Lukas, beschrijvende hetgeen hem binnen Efeze overkomen is, Hand. 19, hiervan geen gewag maakt, zo verstaan sommigen dit oneigenlijk van den strijd, dien de apostel binnen Efeze gehad heeft met zijne tegenpartijen, die hij bij wilde beesten vergelijkt, omdat zij hem zochten te verscheuren en vernielen, gelijk hij den keizer Nero ook vergelijkt bij een leeuw; 2Ti 4:17 .
,
▼▼ indien de doden niet Dit kan ook bekwamelijk gevoegd worden met de volgende woorden.
,
▼
,
▼▼ morgen Dat is, zeer haast.
,
▼▼ sterven wij Dat is, zullen wij door den dood uit dit leven weggenomen worden.
33Dwaalt niet. Kwade samensprekingen verderven goede zeden. ▼▼ Dwaalt niet Dat is laat u door zulke redenen der Epicuristen niet verleiden.
,
▼▼ Kwade Of, kwade omgang. Dit is een vers genomen uit een heidensen poëet Menander, met hetwelk Paulus de voorgaande rede der Epicuristen weerlegt, tonende de schade, die zulke redenen medebrengen.
34Waakt op rechtvaardiglijk, en zondigt niet. Want sommigen hebben de kennis van God niet. Ik zeg het u tot schaamte. ▼▼ Waakt op Namelijk uit den slaap der zorgeloosheid.
,
▼▼ rechtvaardiglijk Dat is, waarlijk, ernstig. Of, om rechtvaardig te wandelen.
,
▼▼ en zondigt niet Dat is, wacht u, dat gij niet vervalt in de gruwelijkste zonde van Epicuristerij en zorgeloosheid.
,
▼▼ sommigen hebben Namelijk van uwe gemeente, gelijk vs.12.
,
▼▼ de kennis Gods niet Namelijk de rechte kennis, hoedanigen zijn degenen, die de opstanding der doden loochenen.
,
▼▼ tot schaamte Dat is, opdat gij u moogt schamen dat er onder u zijn, die zulke grove en schadelijke dwalingen volgen, en daardoor te beter bewogen worden om zulke dwalingen te vlieden.
35Maar, zal iemand zeggen: Hoe zullen de doden opgewekt worden, en met hoedanig een lichaam zullen zij komen? ▼▼ iemand Namelijk van die Epicuristen.
,
▼▼ zeggen Dat is, hier tegenwerpen.
,
▼▼ Hoe zullen de Gr. hoe worden de doden opgewekt? dat is, hoe is het mogelijk, dat de doden, wier lichaam vergaan, verrot, van de beesten gegeten of met vuur verbrand zijn, enz. weder zouden levend worden?
,
▼▼ met hoedanig een Deze vraag wordt beantwoord vs.37, enz.
36Gij dwaas, hetgeen gij zaait, wordt niet levend, tenzij dat het gestorven is; ▼
,
▼▼ wordt niet levend, Gr. wordt niet levend gemaakt; dat is, wast niet op en brengt gene vruchten voort; want ook het gewas der aarde heeft zijn leven.
,
▼▼ gestorven zij; Dat is, verrotte in de aarde. Zo het dan niet onmogelijk is dat een verrot zaad of graan weder opwast en groeit, gelijk wij dagelijks zien op onze akkers en in onze tuinen, zo is het ook niet onmogelijk dat God de verrotte lichamen wederom levend maakt.
37En hetgeen gij zaait, daarvan zaait gij het lichaam niet, dat worden zal, maar een bloot graan, naar het voorvalt, van tarwe, of van enig der andere granen. ▼▼ dat worden zal, Dat is, dat voortkomen en wassen zal uit het gezaaide zaad.
,
▼▼ een bloot graan, Namelijk dat dor en verstorven schijnt te zijn.
,
▼▼ naar het voorvalt, Dat is, gelijk bijvoorbeeld.
,
▼▼ der andere granen Of, der andere zaden.
38Maar God geeft hetzelve een lichaam, gelijk Hij wil, en aan een iegelijk zaad zijn eigen lichaam. ▼▼ God geeft het een lichaam Dat is, hoewel God in de eerste schepping de aarde kracht gegeven heeft om kruiden, granen en vruchten voort te brengen, zo is het nochtans, dat Hij zelf door Zijne almachtigheid zodanige gewassen ook dagelijks voortbrengt, naar Zijn believen; Psa 104:13-14 enz; 1Co 3:7 .
,
▼▼ zijn eigen lichaam Dat is, van dezelfde soort zijnde waar het zaad van is, uit hetwelk het voortkomt.
39Alle vlees is niet hetzelfde vlees; maar een ander is het vlees der mensen, en een ander is het vlees der beesten, en een ander der vissen, en een ander der vogelen. ▼▼ Alle vlees is niet Dewijl tegen geworpen zij kunnen worden: Nademaal het vlees van andere dieren niet opgewekt wordt, dat alzo het vlees der mensen ook niet zal opgewekt worden, aangezien het enerlei schijnt te zijn, zo antwoordt de apostel dat er onderscheid tussen het vlees der mensen en van andere dieren. De reden wordt niet uitgedrukt, maar is deze de voornaamste, omdat het vlees der mensen door een redelijke en onsterflijke ziel levendgemaakt is geweest, en het lichaam der andere dieren door een onredelijke ziel, die met het vlees sterft en vergaat, en ook omdat God aan de redelijke mensen, niet aan de onredelijke dieren, Zijne genade en rechtvaardigheid, naar lichaam en ziel, eeuwig wil betonen.
,
▼▼ hetzelfde vlees; Dat is, van enerlei gehalte; alzo dat het met het ene vlees zou moeten gaan gelijk met het andere.
40En er zijn hemelse lichamen, en er zijn aardse lichamen; maar een andere is de heerlijkheid der hemelse, en een andere der aardse. ▼▼ hemelse lichamen, Dat is, die in den hemel zijn, of met hemelse hoedanigheden begaafd; gelijk er zijn de sterren des hemels, en gelijk wezen zullen de verheerlijkte lichamen der gelovigen.
,
▼▼ aardse lichamen; Dat is, die òf van de aarde voortgekomen zijn, òf op de aarde zijn, en aan aardse hoedanigheden onderworpen.
,
▼▼ de heerlijkheid der Dat is, de glans en hoedanigheid.
41Een andere is de heerlijkheid der zon, en een andere is de heerlijkheid der maan, en een andere is de heerlijkheid der sterren; want de ene ster verschilt in heerlijkheid van de andere ster. ▼▼ Een andere is de heerlijkheid Dat is, zelfs ook is er onderscheid onder de lichamen, die in den hemel zijn, aangaande hun glans.
,
▼▼ sterren; want Dat is, der andere sterren. Want ook de zon en de maan zijn sterren.
42Alzo zal ook de opstanding der doden zijn. Het lichaam wordt gezaaid in verderfelijkheid, het wordt opgewekt in onverderfelijkheid; ▼▼ Alzo zal ook Dat is, gelijk er onderscheid is tussen vlees en vlees, en tussen lichamen en lichamen, in heerlijkheid, zo zal ook in de opstanding onderscheid zijn tussen de hoedanigheden onzer lichamen, die wij nu hebben op de aarde en die wij hebben zullen na de opstanding in den hemel.
,
▼▼ Het lichaam wordt Dat is, deze onze lichamen, die wij nu op de aarde hebben, worden afgelegd, zijnde nu de verderflijkheid onderworpen; maar opgewekt zijnde, zullen zij voortaan onverderflijk zijn; blijvende wel dezelfde lichamen, maar begaafd met andere hoedanigheden.
43Het wordt gezaaid in oneer, het wordt opgewekt in heerlijkheid; het wordt gezaaid in zwakheid, het wordt opgewekt in kracht. ▼
,
▼
,
▼▼ in zwakheid, Dat is, zijnde allerlei zwakheid, krankheid en mismaaktheid onderworpen.
,
▼▼ kracht Namelijk om alle verderlijkheid tegen te staan en te weren, en om zichzelven krachtig en haastig te bewegen gelijk de mens zal willen.
44Een natuurlijk lichaam wordt er gezaaid, een geestelijk lichaam wordt er opgewekt. Er is een natuurlijk lichaam, en er is een geestelijk lichaam. ▼▼ Een natuurlijk lichaam wordt er Gr. ziellijk, dat is, dat van de ziel bewogen wordt in alle natuurlijke werkingen, tot voedsel, beweging, voortteling en dergelijke, strekkende.
,
▼▼ een geestelijk lichaam wordt er Dat is, niet ten aanzien van het wezen, maar alleen ten aanzien van de geestelijke hoedanigheden, waarmede het versierd zal wezen, en omdat het door den Geest Gods zal bewogen worden, de ziel met het licht des Geestes vervuld zijnde.
,
▼▼ er is een natuurlijk lichaam, Dat is, zo blijkt dan dat de mens tweeërlei lichaam toegeschreven wordt, niet ten aanzien van het wezen, maar vanwege de hoedanigheden, zijnde hier een natuurlijk lichaam, en zal hiernamaals zijn een geestelijk lichaam.
45Alzo is er ook geschreven: De eerste mens Adam is geworden tot een levende ziel; de laatste Adam tot een levendmakenden Geest. ▼
,
▼▼ tot een levende ziel; Dat is, nadat God zijn lichaam geschapen had uit het stof der aarde, heeft Hij hem een redelijke en onsterflijke ziel ingeblazen, waardoor het lichaam levend is gemaakt en bewogen wordt, en alzo heeft hij boven het verstand, ook een dierlijk of natuurlijk leven, gelijk andere dieren, ontvangen.
,
▼▼ de laatste Adam Namelijk Jezus Christus, die ook tegen den eersten Adam gesteld wordt, Rom 5:17-19 . Deze woorden worden hier verhaald gelijk daar of ergens elders geschreven, maar worden van den apostel gesteld tegen hetgeen van den eersten Adam gezegd is, dat namelijk gelijk wij van den eersten Adam een natuurlijk of dierlijk lichaam ontvangen hebben, wij ook alzo door den tweeden Adam, namelijk Christus, een geestelijk lichaam zullen verkrijgen.
,
▼▼ tot een levendmakenden geest Dat is, door de vereniging der menselijke natuur met de eeuwige goddelijke natuur, die een levendmakende geest is, is Hij ons geworden een vorst des levens, Act 3:15 . En gelijk Hij nu na de opstanding een geestelijk lichaam heeft, dat onsterflijk en onverderflijk is, zo zal Hij ook zodanige lichamen geven aan al degenen, die van Hem afkomstig zijn, niet door een natuurlijke voortteling, maar door een bovennatuurlijke wedergeboorte. Want elke Adam deelt zijnen nakomelingen mede zulks als hij heeft.
46Doch het geestelijke is niet eerst, maar het natuurlijke, daarna het geestelijke. ▼▼ het geestelijke is Namelijk lichaam. Zie vs.44.
,
▼▼ niet eerst De apostel beantwoordt hiermede hetgeen iemand zou mogen tegenwerpen: Waarom geeft ons Christus zodanige geestelijke lichamen niet zo haast wij wedergeboren zijn? en zegt, dat alles op orde moet geschieden, dat het natuurlijke moet voorgaan en daarna het geestelijke volgen, gelijk het volmaakte volgt op het onvolmaakte.
47De eerste mens is uit de aarde, aards; de tweede Mens is de Heere uit den Hemel. ▼▼ De eerste mens is Namelijk Adam.
,
▼
,
▼
,
▼
,
▼▼ de Heere uit den hemel Dat is, de hemelse Heere, gelijk in de volgende verzen uitgelegd wordt. Anderen lezen: is hemels uit den hemel, om de tegenstelling hare volle betekenis te beter te geven. Maar alle Griekse boeken lezen: de Heere uit den hemel, en dat past ook wel op de tegenstelling, alzo de apostel hier tegen elkander stelt niet den oorsprong der lichamen, maar de afkomst en waardigheid van beide deze personen, die elk zodanig lichamen aan degenen, die van hen afkomstig zijn, mededelen als zij zelf hebben, vs.48. En Hij wordt gezegd uit den hemel te zijn, niet ten aanzien dat zijn menselijke natuur uit enige hemelse stof zou zijn voortgebracht, maar ten aanzien dat Hij, mens zijnde, ook waarachtig God is in een persoon, en die nu, in den hemel zijnde, een verheerlijkt lichaam heeft, dat met hemelse en geestelijke hoedanigheden versierd is.
48Hoedanig de aardse is, zodanige zijn ook de aardsen; en hoedanig de Hemelse is, zodanige zijn ook de hemelsen. ▼▼ Hoedanig de aardse is, Dat is, hoedanig lichaam Adam na den val gehad heeft, namelijk sterflijk en verderflijk.
,
▼▼ zodanigen zijn ook de aardsen; Dat is, zulk een lichaam hebben ook alle mensen, natuurlijkerwijze van Hem afkomstig, zolang zij op de aarde zijn.
,
▼▼ hoedanig de hemelse is, Dat is, zulk een lichaam als Christus nu in den hemel heeft, namelijk verheerlijkt, onsterflijk, onverderflijk, enz.
,
▼▼ zodanigen zijn ook de hemelsen Zulke lichamen zullen ook hebben alle gelovigen, nadat zij van de doden opgewekt en in den hemel zullen opgenomen zijn. En hieruit blijkt klaarlijk dat de apostel niet spreekt van enige verscheidenheid in het wezen der lichamen, maar alleen in de hoedanigheden.
49En gelijkerwijs wij het beeld des aardsen gedragen hebben, alzo zullen wij ook het beeld des Hemelsen dragen. ▼
,
▼ 50Doch dit zeg ik, broeders, dat vlees en bloed het Koninkrijk Gods niet beërven kunnen, en de verderfelijkheid beërft de onverderfelijkheid niet. ▼
,
▼
,
▼▼ de verderflijkheid Dat is, een lichaam dat der verderflijkheid onderworpen is. De apostel drukt alleen de hoedanigheid uit, om te tonen dat hij spreekt niet van het wezen, maar van de hoedanigheden der lichamen. Zie vs.48.
,
▼▼ de onverderflijkheid Dat is, het eeuwige leven, dat onverderflijk en onvergankelijk is. Hetwelk, dewijl de gelovigen zullen bezitten, beide naar ziel en lichaam, zo volgt dat hunne lichamen ook onsterflijk moeten zijn. Want sterflijkheid en onsterflijkheid strijden tegen elkander en kunnen tezamen niet bestaan.
51Ziet, ik zeg u een verborgenheid: wij zullen wel niet allen ontslapen, maar wij zullen allen veranderd worden; ▼▼ ene verborgenheid Dat is, ene zaak, die alle mensen, ook de profeten en apostelen tot nog toe onbekend is geweest.
,
▼
,
▼
,
▼▼ veranderd worden; Dat is, van sterflijk onsterflijk worden. Hetwelk niet alleen den gelovigen zal geschieden, maar ook den ongelovigen, doch tot verscheiden doeleinden; dezen om den eeuwigen dood onderworpen te zijn, en genen om de eeuwige gelukzaligheid te genieten; en ook op verscheidene wijzen: der gelovigen lichamen bekleed met heerlijkheid, en die der ongelovigen met smaadheid; Dan 12:2 ; Joh 5:29 . En deze verandering zal geschieden niet in het wezen der lichamen, maar in hunne hoedanigheden, vs.48.
52In een punt des tijds, in een ogenblik, met de laatste bazuin; want de bazuin zal slaan, en de doden zullen onverderfelijk opgewekt worden, en wij zullen veranderd worden. ▼▼ In een punt des tijds, Dat is, gans haastig en snel.
,
▼
,
▼▼ de doden zullen Dat is, die vóór dien tijd zullen gestorven zijn.
,
▼▼ wij zullen veranderd Namelijk die alsdan leven zullen; zie vs.51.
53Want dit verderfelijke moet onverderfelijkheid aandoen, en dit sterfelijke moet onsterfelijkheid aandoen. ▼
,
▼▼ moet onverderflijkheid De reden van deze noodwendigheid wordt aangewezen vs.50.
,
▼ 54En wanneer dit verderfelijke zal onverderfelijkheid aangedaan hebben, en dit sterfelijke zal onsterfelijkheid aangedaan hebben, alsdan zal het woord geschieden, dat geschreven is: De dood is verslonden tot overwinning. ▼▼ geschieden, Dat is, volkomenlijk vervuld worden.
,
▼
,
▼▼ De dood Dit wordt verstaan van den tijdelijken dood, ten aanzien van de gelovigen; en kan ook verstaan worden van den eeuwigen dood. Doch de apostel past dit hier op den tijdelijken dood, gelijk uit het voorgaande blijkt.
,
▼
,
▼ 55Dood, waar is uw prikkel? Hel, waar is uw overwinning? ▼
,
▼▼ prikkel? Namelijk waarmede gij ons mensen den doodsteek pleegt te geven.
,
▼▼ Hel, waar is Of graf, want het Hebreeuwse woord Scheol, en het Griekse Hades, welke van den profeet en van den apostel hier gebruikt worden, betekent beide. Het schijnt dat het hier voornamelijk het graf betekent, dewijl de apostel hier handelt van de wegdoening des tijdelijken doods.
,
▼▼ overwinning? Namelijk waardoor gij de doden onder uw geweld tot nog toe gehouden hebt, die gij alsdan weder zult moeten geven, en niet langer onder uw geweld kunnen behouden. Zie Rev 20:13-14 .
56De prikkel nu des doods is de zonde; en de kracht der zonde is de wet. ▼
,
▼ 57Maar Gode zij dank, Die ons de overwinning geeft door onzen Heere Jezus Christus. ▼▼ die ons de overwinning Namelijk van deze voorgenoemde en alle andere vijanden.
,
▼▼ door onzen Heere Jezus Christus Die deze overwinning heeft te weeggebracht, niet voor zichzelven maar voor ons, als Hij door Zijnen dood volkomen voor de zonden, naar eis der wet, betaald heeft, en door kracht Zijner opstanding onze zielen wederbaart, en onze lichamen ten uitersten dage zal opwekken in heerlijkheid.
58Zo dan, mijn geliefde broeders! Zijt standvastig, onbewegelijk, altijd overvloedig zijnde in het werk des Heeren, als die weet, dat uw arbeid niet ijdel is in den Heere. ▼▼ standvastig Of, wel gegrond, namelijk in het geloof.
,
▼▼ onbewegelijk, altijd Namelijk tegen de stormwinden of watervloeden van verzoekingen.
,
▼▼ overvloedig zijnde Dat is, met een ernstigen ijver en vlijt altijd voortgaande en toenemende.
,
▼
,
▼▼ weet Dat is, verzekerd zijn door de beloften Gods.
,
▼▼ niet ijdel is Dat is, niet zonder vrucht en genadige vergelding zal zijn.
Copyright information for
DutSVVA