1 Corinthians 16
1Aangaande nu de verzameling, die voor de heiligen geschiedt, gelijk als ik aan de Gemeenten in Galatië verordend heb, doet ook gij alzo. ▼▼ de verzameling Namelijk der penningen, die vergaderd worden uit de gemeente.
,
▼▼ die voor de heiligen Dat is, voor de arme gelovigen te Jeruzalem zijnde, onder wie groot gebrek was, zo vanwege den duren tijd, van Agabus voorzegd, Act 11:28 , alsook om de harde vervolging tegen deze gemeente, die daardoor genoodzaakt was bijstand te verzoeken bij de Griekse gemeenten, die toen bloeiden. Van deze inzameling, zie ook Rom 15:25-26 ; 2Co 8:1 ; Gal 2:10 .
,
▼
,
▼▼ verordineerd heb, Namens op welke wijze en tijd deze inzameling bekwamelijk kan aangesteld en gedaan worden.
,
▼ 2Op elken eersten dag der week, legge een iegelijk van u iets bij zichzelven weg, vergaderende een schat, naar dat hij welvaren verkregen heeft; opdat de verzamelingen alsdan niet eerst geschieden, wanneer ik gekomen zal zijn. ▼
,
▼▼ der week, legge Gr. der sabbaten, waardoor de gehele week dikwijls wordt genoemd. Zie Mar 16:9 ; Joh 20:1 . Deze eerste dag wordt van Johannes genaamd des Heeren dag, Rev 1:10 , omdat de Heere Christus op dien dag van de doden is opgestaan. Op dezen dag plegen de apostelen hunne vergaderingen te houden; Joh 20:19 , Joh 20:26 ; Act 20:7 .
,
▼▼ een iegelijk van u Namelijk lidmaat uwer gemeente, die enige middelen heeft.
,
▼▼ iets bij zichzelven Namelijk om tot de nooddruft der armen gegeven te worden. Want altemet wat weg te leggen, bezwaart zozeer niet, en veel kleine maken een grote.
,
▼
,
▼
,
▼▼ alsdan niet eerst Namelijk hetwelk alsdan inderhaast zo bekwamelijk en vruchtbaar voor de armen niet zal kunnen geschieden.
3En wanneer ik daar zal gekomen zijn, zal ik hen, die gij zult bekwaam achten door brieven, zenden, om uw gave naar Jeruzalem over te dragen. ▼▼ die gij zult bekwaam Namelijk om de vergaderde aalmoezen getrouw over te brengen.
,
▼▼ door brieven Dit door brieven kan gevoegd worden bij het voorgaande woord bekwaam acht, in dezen zin: die gij door brieven aan mijzelven zult noemen en te kennen geven, dat gij die daartoe bekwaam en getrouw acht. Of, met het volgende woord zal ik zenden, namelijk met mijne brieven van aanbeveling aan de gemeente van Jeruzalem.
,
▼ 4En indien het der moeite waardig mocht zijn, dat ik ook zelf reizen zou, zo zullen zij met mij reizen. ▼▼ waardig mocht zijn, Of, nodig is.
,
▼ 5Doch ik zal tot u komen, wanneer ik Macedonië zal doorgegaan zijn, ( want ik zal door Macedonië gaan) ▼▼ wanneer ik Macedónië Zo was dan de apostel toen, als hij dezen brief schreef, nog niet in Macedonië gekomen, maar het blijkt uit vs.8, 19, dat hij toen nog te Efeze was. Waaruit volgt dat het niet zeker gaat, hetgeen onder dezen brief gesteld wordt, dat dezelve zou geschreven zijn te Filippi, welke ene stad was in Macedonië gelegen Act 16:12 .
6En ik zal mogelijk bij u blijven, of ook overwinteren, opdat gij mij moogt geleiden, waar ik zal henenreizen. ▼
,
▼▼ overwinteren, Dat is, den gansen winter over bij u blijven, opdat gij mijn dienst genoegzaam moogt gebruiken.
,
▼▼ gij mij moogt geleiden Dat is, enigen uit uwe gemeente, die gij daartoe bestemmen zult.
,
▼▼ waar ik zal heenreizen Namelijk hetzij naar Jeruzalem, zo het nodig gevonden wordt, dat ik dezen dienst zelf zal doen, of ergens elders zal reizen om het Evangelie te verbreiden.
7Want ik wil u nu niet zien in het voorbijgaan, maar ik hoop enigen tijd bij u te blijven, indien het de Heere zal toelaten. ▼▼ in het voorbijgaan, Of, als doorreizende, zonder bij u te blijven.
,
▼ 8Maar ik zal te Efeze blijven tot den pinkster dag. ▼
,
▼ 9Want mij is een grote en krachtige deur geopend, en er zijn vele tegenstanders. ▼▼ krachtige Ten aanzien van den krachtigen zegen, dien de Heere geeft tot verbreiding des Evangelies en veler bekering.
,
▼
,
▼▼ vele tegenstanders Namelijk die den loop des Evangelies zoeken te verhinderen; waarom mijne tegenwoordigheid hier nog nodig is, om dezelve tegen te staan en de gemeente tegen dezelve te sterken.
10Zo nu Timotheüs komt, ziet, dat hij buiten vreze bij u zij; want hij werkt het werk des Heeren, gelijk als ik. ▼
,
▼▼ buiten vrees Namelijk van de vijanden des Evangelies, zo der heidenen als der valse broeders, die den vromen leraars des Evangelies veel verdriet aandeden en in gevaar brachten.
,
▼
,
▼ 11Dat hem dan niemand verachte; maar geleidt hem in vrede, opdat hij tot mij kome; want ik verwacht hem met de broederen. ▼
,
▼▼ in vrede, opdat Dat is, dat hij zeker en voorspoedig zonder zwarigheid en gevaar tot mij mag komen.
12En wat aangaat Apollos, den broeder, ik heb hem zeer gebeden, dat hij met de broederen tot u komen zou; maar het was ganselijk zijn wil niet, dat hij nu zou komen; doch hij zal komen, wanneer het hem wel gelegen zal zijn. ▼
,
▼▼ zeer Gr. veel.
,
▼▼ gebeden dat hij Of, vermaand.
,
▼ 13Waakt, staat in het geloof, houdt u mannelijk, zijt sterk. ▼
,
▼
,
▼▼ houdt u mannelijk, Namelijk in alle zwarigheden en gevaren, dat gij kloekmoedig dezelve overwint.
,
▼▼ zijt sterk Namelijk naar de ziel met een geestelijke sterkte aangedaan, om daardoor alle verzoekingen tegen te staan en te overwinnen.
14Dat al uw dingen in de liefde geschieden. ▼ 15En ik bid u, broeders, gij kent het huis van Stefanas, dat het is de eersteling van Achaje, en dat zij zichzelven den heiligen ten dienst hebben geschikt; ▼▼ het huis van Dat is, het huisgezin.
,
▼
,
▼▼ de eersteling van Dat is, dat hetzelve onder de eerste in Achaje geweest is, die het Evangelie heeft aangenomen en tot Christus bekeerd is, en van mijzelven gedoopt; 1Co 1:16 . Epenetus wordt ook alzo genaamd, Rom 16:5 , omdat hij mede een van de eersten geweest is; die daarom te meer te prijzen en in achting te houden zijn.
,
▼
,
▼ 16Dat gij ook u aan de zodanigen onderwerpt, en aan een iegelijk, die medewerkt en arbeidt. ▼
,
▼ 17En ik verblijde mij over de aankomst van Stefanas, en Fortunatus, en Achaïkus, want dezen hebben vervuld hetgeen mij aan u ontbrak; ▼▼ over de aankomst Deze drie waren van Corinthe naar Paulus gereisd, om hem den staat van de gemeente aldaar bekend te maken, die hij, om hen van alle kwaad nadenken te bevrijden, prijst, en verklaart hunne komst hem aangenaam geweest te zijn.
,
▼▼ hetgeen mij Namelijk uw afwezen; dat is, ik ben door hunne komst zo vermaakt geweest, alsof ik in deze weinigen alle andere lidmaten der gemeente van Corinthe bij mij gehad had.
18Want zij hebben mijn geest verkwikt, en ook den uwen. Erkent dan de zodanigen. ▼▼ mijn geest Dat is, mijne ziel, mijn hart.
,
▼▼ verkwikt, en Of, rust gegeven; namelijk door hunne samensprekingen en onderrichtingen van de gelegenheid uwer kerk.
,
▼▼ ook den uwen Namelijk omdat ik verzekerd ben, als gij zult verstaan dat mijne ziel verkwikt is, dat ook de uwe daarmede verkwikt zal worden.
,
▼▼ Erkent dan de Dat is, houdt hen in goede achting, waarde en liefde.
19U groeten de Gemeenten van Azië. U groeten zeer in den Heere Aquila en Priscilla, met de Gemeente, die te hunnen huize is. ▼▼ van Azië Zo is dan de apostel toen in Azië geweest en niet in Macedonië. Zie vs.5, 8.
,
▼
,
▼ 20U groeten al de broeders. Groet elkander met een heiligen kus. ▼ 21De groetenis met mijn hand van Paulus. ▼▼ met mijne hand, Namelijk met welke ik dezen brief heb ondertekend. Het schijnt dat de apostel een bijzondere wijze gehad heeft om zijne hand te tekenen, die de gemeente bekend was; met mijne hand Paulus. Zie Col 4:18 ; 2Th 3:17 , opdat zijne brieven te beter van andere zouden onderkend worden; en dat hij den volgenden apostolischen wens, vs.23, ook met zijn eigen hand onder al de zendbrieven placht te stellen.
22Indiën iemand den Heere Jezus Christus niet liefheeft, die zij een vervloeking; Maran-atha! ▼
,
▼▼ Maranatha Dit is een Chaldeeuws of Syrisch woord, hetwelk toen gebruikelijk schijnt geweest te zijn, om een zeer grote vervloeking, die bij de Hebreën Cherem genaamd wordt, uit te drukken; en betekent, gelijk sommigen menen, de Heere komt, of onze Heere komt. Dezen vloek spreekt de apostel uit over de onbekeerlijke mensen, niet uit een kwade beweging des gemoeds, maar uit een apostolischen geest en heiligen ijver. Zie Jud 1:14-15 .
23De genade van den Heere Jezus Christus zij met u. ▼▼ De genade van den Dit is het gewone besluit van al de zendbrieven des apostels.
24Mijn liefde zij met u allen in Christus Jezus. Amen. De eerste brief aan de Korinthiërs werd geschreven vanuit Filippi door Stefanas en Fortunatus en Achaicus en Timotheüs. ▼▼ Mijne liefde Dewijl de apostel sommigen dingen in dezen brief wat hard voorstelt, zo verklaart hij hier dat zulks niet uit kwaadwilligheid, maar uit liefde tot hen geschied is.
Copyright information for
DutSVVA