1 Kings 11:1-2

1En de koning Salomo had veel vreemde vrouwen lief, en dat benevens de dochter van Farao: Moabietische, Ammonietische, Edomietische, Sidonische, Hethietische;
 de koning Sálomo Te weten, naar sommiger gevoelen, nadat hij vijf of zes en twintig jaren geregeerd had. Men rekent deze jaren aldus: Drie jaren vóór de bouwing des tempels, zeven jaren in die bouwing besteed; dertien jaren in de bouwing van zijn huis en andere gestichten; eindelijk nog twee of drie jaren in welke de koningin van Scheba hem bezocht heeft.
,
 vreemde Of, uitlandse.
,
 benevens Zo wordt het Hebreeuwse woord genomen onder, vs.25, en 2Ch 11:18.
2Van die volken, waarvan de Heere gezegd had tot de kinderen Israëls: Gijlieden zult tot hen niet ingaan, en zij zullen tot u niet inkomen; zij zouden zekerlijk uw hart achter hun goden neigen; aan deze hing Salomo met liefde.
 gezegd had Zie Exo 34:16, en Deu 7:3-4.
,
 niet ingaan, Dat is, door huwelijken u met hen verenigen. Zie Gen 6:4.
Copyright information for DutSVVA