1 Kings 14
1Te dierzelfder tijd was Abia, de zoon van Jerobeam, krank. ▼ 2En Jerobeam zeide tot zijn huisvrouw: Maak u nu op, en verstel u, dat men niet merkte, dat gij Jerobeams huisvrouw zijt, en ga heen naar Silo, zie, daar is de profeet Ahia, die van mij gesproken heeft, dat ik koning zou zijn over dit volk. ▼▼ verstel u, Hebreeuws, verander uzelve; te weten, in uw klederen, sieraad, gang, woorden, gelaat en gebaren.
,
▼ 3En neem in uw hand tien broden, en koeken, en een kruik honig, en ga tot hem; hij zal u te kennen geven, wat dezen jongen geschieden zal. ▼
,
▼▼ koeken, Hebreeuws, stipkoeken; in welke enige stipjes, tekens, of merken ter versiering ingeprent waren. Anders, kranselingen, of beschuit.
,
▼▼ kruik honig, Of, fles.
,
▼▼ wat dezen jongen Dat is, of hij van deze ziekte bekomen of sterven zal.
4En Jerobeams huisvrouw deed alzo, en maakte zich op, en ging naar Silo, en kwam in het huis van Ahia. Ahia nu kon niet zien, want zijn ogen stonden stijf vanwege zijn ouderdom. ▼▼ stonden stijf Hebreeuws, stonden door, of van zijn grijsheid; dat is, uit oorzaak van zijn groten ouderdom, [die gemeenlijk met grauwe haren, vergezelschapt is] was zijn gezicht dik en stijf, en vervolgens donker geworden.
5Maar de Heere zeide tot Ahia: Zie, Jerobeams huisvrouw komt, om een zaak van u te vragen, aangaande haar zoon, want hij is krank; zo en zo zult gij tot haar spreken, en het zal zijn, als zij inkomt, dat zij zich vreemd aanstellen zal. ▼▼ om een zaak Te weten, hoe het met de ziekte van haar zoon vergaan zal.
,
▼▼ zo en zo Hebreeuws, nadit en na dit zult gij tot haar spreken. Versta hierdoor, hetgeen den profeet is belast geweest te verkondigen en hierna verhaald wordt, vs.7, enz.
,
▼▼ aanstellen zal Zie boven, vs.2.
6En het geschiedde, als Ahia het geruis harer voeten hoorde, toen zij ter deure inkwam, dat hij zeide: Kom in, gij huisvrouw van Jerobeam! Waarom stelt gij u dus vreemd aan? Want ik ben tot u gezonden met een harde boodschap. ▼▼ Waarom Of, waartoe dit, dat gij u vreemd aanstelt?
,
▼▼ gezonden Namelijk, van den Heere.
,
▼▼ harde Dewelke, na het verhaal van de weldaden Gods aan Jerobeam bewezen, hem voorstelde zijn gruwelijke zonden, met een voorzegging van de rechtvaardige en vreeslijke straffen Gods, die daarop zouden volgen. Of, om wat hards.
7Ga heen, zeg Jerobeam: Zo zegt de Heere, de God Israëls: Daarom, dat Ik u verheven heb uit het midden des volks, en u tot een voorganger over Mijn volk Israël gesteld heb; ▼ 8En het koninkrijk van het huis van David gescheurd, en dat u gegeven heb, en gij niet geweest zijt, gelijk Mijn knecht David, die Mijn geboden hield, en die Mij met zijn ganse hart navolgde, om te doen alleen wat recht is in Mijn ogen; ▼ 9Maar kwaad gedaan hebt, doende des meer dan allen, die voor u geweest zijn, en henengegaan zijt, en hebt u andere goden en gegotene beelden gemaakt, om Mij tot toorn te verwekken, en hebt Mij achter uw rug geworpen; ▼ 10Daarom, zie, Ik zal kwaad over het huis van Jerobeam brengen, en van Jerobeam uitroeien wat mannelijk is, den beslotene en verlatene in Israël; en Ik zal de nakomelingen van het huis van Jerobeam wegdoen, gelijk de drek weggedaan wordt, totdat het ganselijk vergaan zij. ▼
,
▼
,
▼
,
▼ 11Die van Jerobeam in de stad sterft, zullen de honden eten; en die in het veld sterft, zullen de vogelen des hemels eten; want de Heere heeft het gesproken. ▼ 12Gij dan maak u op, ga naar uw huis; als uw voeten in de stad zullen gekomen zijn, zo zal het kind sterven. ▼▼ zullen gekomen zijn, Te weten, tot op den dorpel van uw huis; gelijk af te nemen is uit de vervulling onder, vs.17.
13En gans Israël zal hem beklagen, en hem begraven; want deze alleen van Jerobeam zal in het graf komen, omdat in hem wat goeds voor den Heere, den God Israëls, in het huis van Jerobeam gevonden is. ▼▼ gans Israël Namelijk, de goeden in Israël, om de goede hoop, die zij van den jongeling gekregen hadden, de kwaden om den vader te behagen.
,
▼
,
▼
,
▼ 14Doch de Heere zal Zich een koning verwekken over Israël, die het huis van Jerobeam ten zelfden dage uitroeien zal; maar wat zal het ook nu zijn? ▼
,
▼▼ ten zelfden Te weten, als hij het koninkrijk innemen zal.
,
▼▼ maar wat Dat is, wat zal er nu voorts geschieden; anders, waar wat? Te weten, zeg ik, dat God in het toekomende enen verwekken zou? Hij heeft ook nu; dat is, Hij heeft zich alreeds een verwekt, opdat Hij beginne deze bedreigde straf uit te voeren.
,
▼▼ ook nu zijn? Dat is, wat zal er nu voorts geschieden; anders, waar wat? Te weten, zeg ik, dat God in het toekomende enen verwekken zou? Hij heeft ook nu; dat is, Hij heeft zich alreeds een verwekt, opdat Hij beginne deze bedreigde straf uit te voeren.
15De Heere zal ook Israël slaan, gelijk een riet in het water omgedreven wordt, en zal Israël uitrukken uit dit goede land, dat Hij hun vaderen gegeven heeft, en zal hen verstrooien op gene zijde der rivier; daarom dat zij hun bossen gemaakt hebben, den Heere tot toorn verwekkende. ▼▼ omgedreven wordt, Te weten, herwaarts en derwaarts, door allerlei winden, alzo zou ook Israël door onenigheden van binnen en door oorlogen van buiten ontsteld en beroerd worden.
,
▼
,
▼ 16En Hij zal Israël overgeven, om Jerobeams zonden wil, die gezondigd heeft, en die Israël heeft doen zondigen. ▼▼ overgeven, Te weten, in de handen zijner vijanden.
,
▼▼ gezondigd heeft, Of, waarmede hij zondigde, en waarmede hij Israël deed zondigen; of, die hij zondigde, en die hij Israël deed zondigen. Versta, de zonde der afgoderij, van welke zie boven, 1Ki 12:28-29, enz., en 1Ki 13:33-34.
,
▼▼ heeft doen zondigen Te weten, met een gruwelijken afgodendienst op te richten, zijnen onderzaten te bevelen, en door zijn exempel hardnekkiglijk na te volgen.
17Toen maakte zich Jerobeams vrouw op, en ging heen, en kwam te Thirza; ls zij nu op den dorpel van het huis kwam, zo stierf de jongeling. ▼
,
▼▼ zo stierf Gelijk van den profeet Ahia voorzegd was, boven, vs.12.
18En zij begroeven hem, en gans Israël beklaagde hem; naar het woord des Heeren, dat Hij gesproken had door den dienst van Zijn knecht Ahia, den profeet. ▼▼ dat Hij Boven, vs.13.
,
▼ 19Het overige nu der geschiedenissen van Jerobeam, hoe hij gekrijgd, en hoe hij geregeerd heeft, ziet, die zijn geschreven in het boek der kronieken der koningen van Israël. ▼▼ in het boek Hebreeuws, het boek van de woorden, of, geschiedenissen der dagen van de koningen Israëls; alzo onder, vs.29, der koningen van Juda. Men zal door deze niet verstaan de twee boeken der kronieken, of, Paralipomenon, die wij in de Schrift des Ouden Testaments hebben, en die men meent van Ezra, die langen tijd daarna geleefd heeft, eerst beschreven te zijn, ook niet alles hebben, hetgeen gezegd wordt in die eerste kronieken der koningen Israëls of van Juda nagelaten te zijn; maar men zal verstaan zekere schriften, inhoudende de historiën van de regering der koningen, van beide koninkrijken, die, zonder nadeel der zaligmakende leer, niet voorhanden zijn, en uit welke sommigen menen, dat de kronieken, ons in de Heilige Schrift nagelaten, van Ezra, door de ingeving des Heiligen Geestes, samengesteld zijn. Vergelijk boven de aantekeningen op 1Ki 11:41.
20De dagen nu, die Jerobeam heeft geregeerd, zijn twee en twintig jaren; en hij ontsliep met zijn vaderen, en Nadab, zijn zoon, regeerde in zijn plaats. 21Rehabeam nu, de zoon van Salomo, regeerde in Juda; een en veertig jaren was Rehabeam oud, als hij koning werd, en regeerde zeventien jaren te Jeruzalem, in de stad, die de Heere verkoren had uit al de stammen van Israël, om Zijn Naam daar te zetten; en de naam zijner moeder was Naäma, de Ammonietische. ▼▼ oud, Hebreeuws, een zoon van een en veertig jaar.
,
▼
,
▼▼ en de naam zijner moeder Alzo onder, vs.31.
,
▼▼ Ammonietische Onder andere heidense vrouwen, die Salomo van den Heere afleidden, worden ook genaamd de Ammonietische, boven, 1Ki 11:1-2, enz., van welke deze zonder twijfel wel een der voornaamste geweest is, die niet alleen haar man, maar ook haar zoon Rehabeam tot de afgoderij vervoerd heeft, nadat hij drie jaren den Heere gediend had, 2Ch 11:17.
22En Juda deed, wat kwaad was in de ogen des Heeren, en zij verwekten Hem tot ijver, meer dan al hun vaderen gedaan hadden, met hun zonden, die zij zondigden. ▼
,
▼ 23Want ook zij bouwden zich hoogten, en opgerichte beelden, en bossen, op allen hogen heuvel, en onder allen groenen boom. ▼▼ ook zij Dat is, niet alleen de verblinde heidenen en de afvallige Israëlieten, maar ook deze Joden zelf, bij welke God het licht der waarheid en de zuiverheid van den godsdienst behouden had.
,
▼
,
▼ 24Er waren ook schandjongens in het land; zij deden naar al de gruwelen der heidenen, die de Heere van het aangezicht der kinderen Israëls uit de bezitting verdreven had. ▼
,
▼▼ al de gruwelen Zie enige soorten van deze gruwelen beschreven, Deu 18:9-12; 2Ch 33:2-4, enz.; Rom 1:25-26, enz.
25Het geschiedde nu in het vijfde jaar van den koning Rehabeam, dat Sisak, de koning van Egypte, optoog tegen Jeruzalem. ▼ 26En hij nam de schatten van het huis des Heeren, en de schatten van het huis des konings weg, ja, hij nam alles weg; hij nam ook al de gouden schilden weg, die Salomo gemaakt had. ▼ 27En de koning Rehabeam maakte, in plaats van die, koperen schilden; en hij beval die onder de hand van de oversten der trawanten, die de deur van het huis des konings bewaarden. ▼ 28En het geschiedde, zo wanneer de koning in het huis des Heeren ging, dat de trawanten dezelve droegen, en die wederbrachten in der trawanten wachtkamer. ▼▼ dezelve droegen, Te weten, schilden. Deze droegen de trawanten, als zij den koning naar het huis des Heeren geleidden.
,
▼▼ wachtkamer Versta, een bescheiden plaats, waar de trawanten zich gewoonlijk bijeenhielden.
29Het overige nu der geschiedenissen van Rehabeam, en al wat hij gedaan heeft, zijn die niet geschreven in het boek der kronieken der koningen van Juda? ▼▼ in het boek Zie boven, vs.19.
30En er was krijg tussen Rehabeam en tussen Jerobeam, al hun dagen. ▼
,
▼ 31En Rehabeam ontsliep met zijn vaderen, en werd begraven bij zijn vaderen in de stad Davids; en de naam zijner moeder was Naäma, de Ammonietische; en zijn zoon Abiam regeerde in zijn plaats. ▼
,
▼▼ en de naam Alzo boven, vs.21.
,
▼
Copyright information for
DutSVVA