1 Kings 14:10-11

10Daarom, zie, Ik zal kwaad over het huis van Jerobeam brengen, en van Jerobeam uitroeien wat mannelijk is, den beslotene en verlatene in Israël; en Ik zal de nakomelingen van het huis van Jerobeam wegdoen, gelijk de drek weggedaan wordt, totdat het ganselijk vergaan zij.
 kwaad Dat is, ongeluk, straf, wraak. Zie Gen 19:19.
,
 huis van Dat is, geslacht. Alzo in het volgende; idem 2Sa 3:10, en 2Sa 9:3, en onder, 1Ki 16:3.
,
 wat mannelijk is, Versta hierdoor, een gehele en uiterste verstoring, waarin niemand gespaard wordt, zelfs ook niet een hond; alzo 1Sa 25:22, 1Sa 25:34, en onder, 1Ki 16:11, en 1Ki 21:21, en 2Ki 9:8.
,
 den beslotene Zie de verklaring dezer manier van spreken Deu 32:36.
11Die van Jerobeam in de stad sterft, zullen de honden eten; en die in het veld sterft, zullen de vogelen des hemels eten; want de Heere heeft het gesproken.
 Die van Jeróbeam Een manier van spreken, betekenende een ongelukkigen dood, met de verliezing van het graf. Zie dezelve ook onder, 1Ki 16:4, en 1Ki 21:24.
Copyright information for DutSVVA