1 Kings 9:11-13

11(Waartoe Hiram, de koning van Tyrus, Salomo van cederbomen, en van dennenbomen, en van goud, naar al zijn lust opgebracht had), dat alstoen de koning Salomo aan Hiram twintig steden gaf in het land van Galilea.
 twintig steden Dewelke waren gelegen in de noordpale des lands Kanaän, omtrent de Syriërs en Sidoniërs, en grenzende aan den stam van Aser, doch [zo enigen menen] daaronder niet behorende; omdat anders Salomo die niet had mogen weggeven. Anderen houden dat bij hem het gebruik alleen, en niet den eigendom derzelve gegeven heeft.
,
 Galiléa Hetwelk westwaarts aan het landschap van Tyrus paalde. Want Galilea is een land, hebbende tegen het oosten de Jordaan, tegen het zuiden het land van Samaria, tegen het noorden het gebergte Libanon, tegen het westen Fenicië, waarin Tyrus gelegen is. Galilea wordt verdeeld in opper- en onder-Galilea. Van het opper-Gallilea, toegenaamd het Galilea der heidenen, wordt hier gesproken en Mat 4:15.
12En Hiram toog uit van Tyrus, om de steden te bezien, die Salomo hem gegeven had, maar zij waren niet recht in zijn ogen.
 waren niet recht Dat is, zij behaagden hem niet. Alzo Jdg 14:3; 1Ch 13:4; uit welke oorzaak Hiram dezelve den koning Salomo wedergegeven heeft, gelijk men afnemen kan uit 2Ch 8:2, want aldaar moet het woord geven voor wedergeven verstaan worden.
13Daarom zeide hij: Wat zijn dat voor steden, mijn broeder, die gij mij gegeven hebt? En hij noemde ze het land Kabul, tot op dezen dag.
 Kabul, Te weten, omdat het hem mishaagde; want dit woord in Fenicië, waaronder Tyrus behoorde, betekende zulks, gelijk enigen melden. Anderen vertalen dit woord slijkig, zandig, of moerassig.
Copyright information for DutSVVA