1 Thessalonians 5
1Maar van de tijden en de gelegenheden, broeders! hebt gij niet van node, dat men u schrijve. ▼ 2Want gij weet zelven zeer wel, dat de dag des Heeren alzo zal komen, gelijk een dief in den nacht. ▼▼ de dag Alzo wordt de laatste dag doorgaans genoemd, omdat alsdan Christus des nachts zal komen als een Heere, om te oordelen de levenden en de doden.
,
▼▼ zal Gr. komt. Zo spreken de profeten van toekomende dingen, alsof zij reeds tegenwoordig waren, om de zekerheid derzelve.
,
▼▼ gelijk Hieruit volgt niet dan Christus des nachts zal komen, gelijk sommigen menen; maar daarmede wordt geleerd dat Hij onverhoeds en onverwachts komen zal, namelijk ten aanzien van de wereldse mensen, gelijk het volgende verklaart; vs.3 want de godzaligen moeten daarnaar altijd verlangen, en daartegen op hunnen hoede zijn, gelijk hierna, vs.4, wordt betuigd. Zie ook Mat 24:42, enz.
3Want wanneer zij zullen zeggen: Het is vrede, en zonder gevaar; dan zal een haastig verderf hun overkomen, gelijk de barensnood een bevruchte vrouw; en zij zullen het geenszins ontvlieden; ▼▼ zij Namelijk de wereldse en goddeloze mensen.
,
▼
,
▼
,
▼ 4Maar gij, broeders, gij zijt niet in duisternis, dat u die dag als een dief zou bevangen. ▼▼ in Dat is, in onwetendheid en zorgeloosheid, gelijk de anderen waarvan hij tevoren gesproken heeft.
,
▼▼ als Namelijk die onverwachts en in het duister pleegt te komen.
5Gij zijt allen kinderen des lichts, en kinderen des daags; wij zijn niet des nachts, noch der duisternis. ▼▼ Gij Namelijk die in Christus gelooft.
,
▼▼ kinderen des lichts Dat is, met de ware kennis van Christus en van Zijn wil begaafd, en daaraan als kinderen hunnen vader gehoorzamen.
6Zo laat ons dan niet slapen, gelijk als de anderen, maar laat ons waken, en nuchteren zijn. ▼▼ slapen Dat is, in vleselijke zorgeloosheid leven.
,
▼▼ waken Dat is, op onze hoede zijn, en met geestelijk zorg op Hem wachten.
,
▼ 7Want die slapen, slapen des nachts, en die dronken zijn, zijn des nachts dronken; ▼ 8Maar wij, die des daags zijn, laat ons nuchteren zijn, aangedaan hebbende het borstwapen des geloofs en der liefde, en tot een helm, de hoop der zaligheid. ▼▼ die Dat is, die kinderen des lichts zijn, gelijk hij vs.5 gesproken heeft.
,
▼
,
▼ 9Want God heeft ons niet gesteld tot toorn, maar tot verkrijging der zaligheid, door onzen Heere Jezus Christus. ▼
,
▼
,
▼▼ verkrijging Het Griekse woord betekent eigenlijk veel doen omtrent ene zaak om die te verkrijgen, gelijk Act 20:28; 1Pe 2:9. Hoewel God ons ter zaligheid heeft uitverkoren, en Christus ons die heeft verworven, zo moeten wij evenwel zorgvuldig zijn, om de middelen te gebruiken, waardoor ons God ter zaligheid brengt. Zie Eph 2:10, en Phi 2:12.
10Die voor ons gestorven is, opdat wij, hetzij dat wij waken, hetzij dat wij slapen, te zamen met Hem leven zouden. ▼▼ slapen Dit woord slapen wordt hier niet genomen gelijk tevoren vs.6, want die in de zonden slapen, leven met Christus niet; maar wordt genomen òf voor de natuurlijken slaap des mensen, òf veeleer voor ontslapen of gestorven zijn. Want Christus is daartoe gestorven, opdat hetzij dat wij waken, dat is hier leven, of dat wij slapen, dat is gestorven zijn, wij met Christus zouden leven, namelijk hier een geestelijk leven, en hiernamaals een eeuwig en onvergankelijk leven in heerlijkheid. Zie dergelijke Rom 14:8, enz.
11Daarom vermaant elkander, en sticht de een den anderen, gelijk gij ook doet. ▼▼ vermaant Of, vertroost; want het Griekse woord betekent beide.
,
▼▼ sticht Namelijk zo met goede exempelen, als met goede onderrichtingen.
12En wij bidden u, broeders, erkent degenen, die onder u arbeiden, en uw voorstanders zijn in den Heere, en u vermanen; ▼
,
▼
,
▼
,
▼▼ in Dat is, in het werk des Heeren, namelijk om die te onderscheiden van de werelse overheden, waar zij onder stonden.
,
▼ 13En acht hen zeer veel in liefde, om huns werks wil. Zijt vreedzaam onder elkander. ▼▼ in Dat is, niet uit vrees of dwang, maar uit toegenegenheid.
,
▼▼ om Dat is, vanwege den dienst, dien zij u van Christus' wege doen, en tot bevordering van den dienst.
14En wij bidden u, broeders, vermaant de ongeregelden, vertroost de kleinmoedigen, ondersteunt de zwakken, zijt lankmoedig jegens allen. ▼
,
▼ 15Ziet, dat niemand kwaad voor kwaad iemand vergelde; maar jaagt allen tijd het goede na, zo jegens elkander als jegens allen. ▼▼ het goede Dat is, goeddadigheid, alzo dit hier wordt gesteld tegen wraakgierigheid.
16Verblijdt u te allen tijd. ▼ 17Bidt zonder ophouden. ▼▼ zonder Dat is, bij alle gelegenheden en al uwen nood.
18Dankt God in alles; want dit is de wil van God in Christus Jezus over u. ▼
,
▼ 19Blust den Geest niet uit. ▼▼ Blust Dit kan verstaan worden, òf van de verlichting en andere gaven des Geestes, die in de gelovigen zelf zijn, en die door de middelen daartoe geordineerd, geduriglijk moeten opgewekt worden, gelijk Paulus vermaant 2Ti 1:6, 2Ti 1:7, en door het verzuimen van welke middelen de Geest in ons wordt bedroefd, en zijn gaven als uitgeblust worden, Eph 4:30; òf, van de geestelijke gaven, die in anderen zijn, die door verachting en tegenspreking somwijlen onderdrukt worden. Dit laatste schijnt met hetgeen volgt het best overeen te komen.
20Veracht de profetieën niet. ▼▼ de Dat is, de verklaringen en toeëigeningen van Gods woord, waarvan de apostel in het brede handelt 1Co 14:3, enz., hetwelk zo wel van gewone als buitengewone profetiën kan verstaan worden, tegen degenen, die zichzelven wijs genoeg achtten, en meenden zodanig niet van node te hebben. Zie Heb 10:25; 2Pe 1:19, enz.
21Beproeft alle dingen; behoudt het goede. ▼
,
▼▼ behoudt Namelijk standvastig, zonder daarvan af te wijken.
,
▼▼ het Dat is, de goede leer, die gij in Gods Woord vast gegrondvest vindt.
22Onthoudt u van allen schijn des kwaads. ▼▼ van Of, van allen kwaden schijn; veel meer dan onthoudt u van het kwaad zelf.
23En de God des vredes Zelf heilige u geheel en al; en uw geheel oprechte geest, en ziel, en lichaam worde onberispelijk bewaard in de toekomst van onzen Heere Jezus Christus. ▼
,
▼
,
▼▼ geest Door het woord geest wordt bekwamelijk verstaan het verstand des mensen, en door het woord ziel de wil en genegenheden, en door het lichaam de leden zelf, waardoor hetgeen het verstand beraamt en de wil besluit, eindelijk wordt uitgevoerd; gelijk dergelijk onderscheid bijna ook te zien is in de woorden van Christus, Mat 22:37; Luk 10:27; want hoewel de mens maar ééne ziel heeft, zo zijn in dezelve nochtans verscheidene krachten, die, overmits zij allen in den natuurlijken mens zijn bedorven, Eph 4:17, Eph 4:18, alzo allen door den Geest Gods moeten vernieuwd en geheiligd worden.
,
▼ 24Hij, Die u roept, is getrouw, Die het ook doen zal. ▼▼ doen Dat is, u naar Zijne belofte geheel en al heilige te Zijner tijd.
25Broeders, bidt voor ons. 26Groet al de broeders met een heiligen kus. ▼ 27Ik bezweer ulieden bij den Heere, dat deze zendbrief al den heiligen broederen gelezen worde. ▼
,
▼▼ ulieden Namelijk regeerders en voorstanders der gemeente, aan wie deze brief gezonden is, om denzelven daarna de gehele gemeente mede te delen. Waarom kwalijk doen degenen, die het lezen van de brieven van Paulus en van de gehele Schrift der gemeenten zoeken te ontrekken.
28De genade van onzen Heere Jezus Christus zij met ulieden. Amen. De eerste brief aan de Thessalonicenzen werd geschreven vanuit Athene. ▼
Copyright information for
DutSVVA