2 Chronicles 15
1Toen kwam de Geest Gods op Azaria, den zoon van Oded. ▼▼ kwam In het Hebreeuws staan de woorden aldus: En Azaria de zoonvan Oded, de Geest Gods was op hem.
,
▼ 2En hij ging uit, Asa tegen, en hij zeide tot hem: Hoort mij, Asa, en gans Juda, en Benjamin! De Heere is met ulieden, terwijl gij met Hem zijt; en zo gij Hem zoekt, Hij zal van u gevonden worden; maar zo gij Hem verlaat, Hij zal u verlaten. ▼▼ uit, Te weten, uit Jeruzalem.
,
▼
,
▼
,
▼▼ met Hem zijt; Dat is, zijn zuiveren godsdienst voorstaat en de afgoderij uitroeit.
,
▼
,
▼▼ van u gevonden Hebreeuws, u, of, voor u gevonden worden. Alzo onder, vs.4, 15. Dat is, u dadelijk bijwezen met zijn genade, troost en hulp. Alzo Deu 4:29 ; Pro 8:17 ; Isa 55:6 ; Jer 29:13-14 .
,
▼
,
▼ 3Israël nu is vele dagen geweest zonder den waren God, en zonder een lerenden priester, en zonder de wet. ▼▼ Israël Sommigen nemen dit van de twaalf stammen in het algemeen, ten tijde der richters, enz. Anderen duiden het op de tien stammen en hun staat en gelegenheid, waarin zij geweest zijn van dien tijd af, dat zij van den huize Davids afgeweken waren. Zie 1Ki 12:28-30 , enz.
,
▼▼ waren God, Hebreeuws, den God der waarheid; dat is, zonder openbaren reinen godsdienst.
4Maar als zij zich in hun nood bekeerden tot den Heere, den God Israëls, en Hem zochten, zo werd Hij van hen gevonden. 5En in die tijden was er geen vrede voor dengene, die uitging, en dengene, die inkwam; maar vele beroerten waren over al de inwoners van die landen; ▼▼ was er geen Dat is, het ging niet wel in Israël.
,
▼▼ die uitging, Versta, degenen, die in Israël wonende, van de ene plaats in de andere moesten trekken, en die van buiten inkwamen om daar voor een tijd te verkeren en te handelen.
,
▼▼ beroerten Zie het boek der richteren, en voorts 1Ki 14:10-11 , en 1Ki 15:27 , 1Ki 15:29 , en 1Ki 16 .
,
▼▼ die landen; Te weten, die onder Israël waren.
6Dat volk tegen volk, en stad tegen stad in stukken gestoten werden; want God had hen met allen angst verschrikt. ▼▼ Dat volk Dat is, dat zij door verscheiden vijanden zijn verdrukt geweest ten tijde der richters en door inlandse onenigheden de een den ander versmeten, verbraken en verdierven, nadat zij van Juda waren afgezonderd. Anderen nemen vs.3-6 als een profetie van het toekomende, vergelijk met Hos 3:4-5 , enz.
,
▼ 7Daarom weest gij sterk, en laat uw handen niet verslappen; want er is loon naar uw werk. ▼▼ weest gij sterk, Dat is, gaat kloekmoediglijk voort in het herstellen en reformeren van den rechten en zuiveren godsdienst, u spiegelende aan de voorverhaalde exempelen.
,
▼
,
▼▼ loon Te weten, niet uit waarde van hun werk, dat zij God schuldig waren, maar uit de genade en gunst Gods, die de goede werken der zijnen beloofd heeft, om Christus' wil, loon te geven.
8Als nu Asa deze woorden hoorde, en de profetie van den profeet Oded, sterkte hij zich, en hij deed weg de verfoeiselen uit het ganse land van Juda en Benjamin, en uit de steden, die hij van het gebergte van Efraïm genomen had, en vernieuwde het altaar des Heeren, dat voor het voorhuis des Heeren was. ▼▼ Oded, Boven, vs.1, wordt deze profetie toegeschreven aan Azaria, den zoon van Oded; daarom, deze profeet moet òf twee namen gehad hebben, òf zijn profetie is niet alleen de zijne geweest, maar ook zijns vaders, die sommigen menen dat te dier tijd nog geleefd heeft.
,
▼
,
▼
,
▼
,
▼ 9En hij vergaderde het ganse Juda en Benjamin, en de vreemdelingen met hen uit Efraïm, en Manasse, en uit Simeon; want uit Israël vielen zij tot hem in menigte, als zij zagen, dat de Heere, zijn God, met hem was. ▼▼ het ganse Dat is, al degenen, die tot deze twee stammen behoorden.
,
▼▼ vielen Te weten, van de koningen Israëls, met wie zij uit haat hunner afgoderij geen gemeenschap wilden hebben.
10En zij vergaderden zich te Jeruzalem, in de derde maand, in het vijftiende jaar van het koninkrijk van Asa. ▼ 11En zij offerden den Heere ten zelfden dage van den roof, dien zij gebracht hadden, zevenhonderd runderen en zeven duizend schapen. ▼ 12En zij traden in een verbond, dat zij den Heere, den God hunner vaderen, zoeken zouden met hun ganse hart en met hun ganse ziel. ▼
,
▼ 13En al wie den Heere, den God Israëls, niet zou zoeken, zou gedood worden, van den kleine tot den grote, en van den man tot de vrouw toe. 14En zij zwoeren den Heere met luider stem en met gejuich, desgelijks met trompetten en met bazuinen. ▼▼ luider stem Hebreeuws, groter.
,
▼ 15En gans Juda was verblijd over dezen eed; want zij hadden met hun ganse hart gezworen, en met hun gansen wil Hem gezocht; en Hij werd van hen gevonden, en de Heere gaf hun rust rondom henen. ▼
,
▼▼ Hij werd Zie boven, vs.2.
16Aangaande ook Maacha, de moeder van den koning Asa, hij zette haar af, dat zij geen koningin ware, omdat zij een afgrijselijken afgod in een bos gemaakt had; ook roeide Asa haar afgrijselijken afgod uit, en verbrijzelde en verbrandde hem aan de beek Kidron. ▼
,
▼▼ hij zette Namelijk, Asa.
,
▼
,
▼ 17De hoogten werden wel niet weggenomen uit Israël, het hart van Asa nochtans was volkomen al zijn dagen. ▼
,
▼
,
▼ 18En hij bracht in het huis Gods de geheiligde dingen zijns vaders, en zijn geheiligde dingen, zilver en goud, en vaten. ▼ 19En er was geen oorlog tot in het vijf en dertigste jaar van het koninkrijk van Asa. ▼▼ geen oorlog Te weten, tussen Asa en het koninkrijk Israëls.
,
▼▼ van het koninkrijk Dat is, van het koninkrijk van Juda, alzo het verdeeld was van het koninkrijk Israëls, waarvan Asa nu koning was; want hier worden niet uitgedrukt de jaren, in welke Asa geregeerd heeft, maar in welke het koninkrijk van Juda geduurd heeft, nadat de tien stammen daarvan afgeweken waren. De jaren worden aldus gerekend: Rehabeam heeft geregeerd zeventien jaren, boven, 2Ch 12:13 ; zijn zoon Abia drie jaren, boven, 2Ch 13:2 ; hier bijgevoegd vijftien jaren van Asa's regering, boven, vs.10, maken tezamen vijf en dertig jaren.
Copyright information for
DutSVVA