2 Timothy 4
1Ik betuig dan voor God en den Heere Jezus Christus, Die de levenden en doden oordelen zal in Zijn verschijning en in Zijn Koninkrijk: ▼ , ▼▼ de levenden en Dat is, die in het leven zullen bevonden worden als Christus zal komen ten oordeel. Zie 1Co 15:51; 1Th 4:16-17.
,
▼
,
▼▼ oordelen zal Hij stelt hem voor het laatste oordeel, opdat hij en wij allen, daardoor opgewekt mogen worden tot getrouwheid in onze bediening, als die daarvan dan rekenschap zullen moeten geven. Zie 2Co 5:10-11.
,
▼▼ in Zijn verschijning Namelijk in de wolken, met Zijne engelen en met de heerlijkheid Zijns Vaders om te oordelen.
,
▼▼ in Zijn Koninkrijk Namelijk der heerlijkheid.
2Predik het woord; houd aan tijdelijk, ontijdelijk; wederleg, bestraf, vermaan in alle lankmoedigheid en leer. ▼
,
▼▼ het woord; Namelijk des Evangelies.
,
▼▼ houd aan Grieks sta aan; namelijk met gedurig leren en vermanen.
,
▼
,
▼▼ ontijdelijk; Daarmede wil Paulus niet zeggen, dat Timotheüs en andere predikers onbeleefdheid zouden gebruiken, maar dat zij gedurig en ijverig moeten aanhouden, zonder enigen tijd of gelegenheid te verzuimen, hoewel het, òf hun zelf zo wel niet te pas komt, òf somtijds ook de toehoorders zouden menen, dat het hun niet wel gelegen is de vermaningen te horen.
,
▼▼ wederleg, Namelijk de dwalingen dergenen, die de waarheid nog niet weten of niet toestaan.
,
▼▼ bestraf, Namelijk degenen die kwaad en ongeregeld van leven zijn.
,
▼▼ vermaan Namelijk tot oefening van alle christelijke deugden. Of vertroost; namelijk alle zwakke en bedroefde mensen.
,
▼
,
▼▼ leer Dat is, zo, dat de hoofdstukken der leer altijd klaar en duidelijk voorgedragen worden.
3Want er zal een tijd zijn, wanneer zij de gezonde leer niet zullen verdragen; maar kittelachtig zijnde van gehoor, zullen zij zichzelven leraars opgaderen, naar hun eigen begeerlijkheden; ▼
,
▼▼ verdragen; maar Dat is, niet alleen niet aannemen, maar ook niet willen toestaan dat deze hun voorgedragen wordt.
,
▼▼ kittelachtig zijnde Dat is, hebbende een hart en oren, die jeuken naar wat nieuws en vreemds.
,
▼▼ opgaderen, Of ophopen; dat is, den een voor en de ander na opwerpen en verkiezen, die hun wat nieuws leren.
,
▼▼ naar hun eigen begeerlijkheden; Dat is, die ene leer voordragen met hunne kwade lusten overeenkomende.
4En zullen hun gehoor van de waarheid afwenden, en zullen zich keren tot fabelen. ▼▼ hun gehoor Dat is, niet willen horen.
,
▼▼ van de waarheid afwenden, Dat is, van de zuivere en waarachtige leer des Evangelies.
,
▼ 5Maar gij, wees wakker in alles, lijd verdrukkingen; doe het werk van een evangelist, maak, dat men van uw dienst ten volle verzekerd zij. ▼▼ wakker in alles, Of, nuchter; namelijk niet alleen naar het lichaam, maar naar de ziel voornamelijk.
,
▼
,
▼
,
▼▼ ten volle verzekerd zij Dat is, gedraag u in uwen dienst met zodanige naarstigheid en getrouwheid, dat een ieder mag zien en verzekerd zijn, dat gij een oprecht leraar zijt, die alle delen zijns ambts wel bedient en volvoert, en daardoor in de waarheid meer en meer versterkt worde; zie vs.17.
6Want ik word nu tot een drankoffer geofferd, en de tijd mijner ontbinding is aanstaande. ▼
,
▼
,
▼ 7Ik heb den goeden strijd gestreden, ik heb den loop geëindigd, ik heb het geloof behouden; ▼▼ den goeden strijd gestreden, De apostel vergelijkt den loop van zijn dienst en leven bij een strijd of kamp, die eertijds ingesteld werd met lopen, worstelen en anderszins, om daardoor een prijs of kroon te behalen. Zie van deze gelijkenis 1Co 9:24-25; 2Ti 2:5.
,
▼▼ geëindigd Namelijk daar ik nu tot het uiterste en einde mijns levens gekomen ben.
,
▼▼ het geloof behouden; Daardoor wordt verstaan het zaligmakend geloof en de trouw, die hij Christus in het bedienen des apostelschaps beloofd had.
8Voorts is mij weggelegd de kroon der rechtvaardigheid, welke mij de Heere, de rechtvaardige Rechter, in dien dag geven zal; en niet alleen mij, maar ook allen, die Zijn verschijning liefgehad hebben. ▼▼ de kroon der rechtvaardigheid, Dat is, het eeuwige leven, waarmee de rechtvaardige, of gerechtvaardigde, gelijk als met een prijs, naar Gods genadige belofte, gekroond wordt; een gelijkenis, genomen van de strijders of kampvechters, die tot prijs een kroon ontvingen, als zij wettig gestreden hadden; zie 1Co 9:25; 2Ti 2:5; Jam 1:12; Rev 2:10, en Rev 3:11.
,
▼
,
▼▼ geven zal; en niet Grieks wedergeven; namelijk tot een genadige vergelding.
,
▼▼ Zijn verschijning Zie vs.1.
,
▼▼ liefgehad hebben Dat is, die bewust zijnde van hun oprechtheid, naar deze verlangd hebben, met verzekering en vertrouwen, dat zij dan niet veroordeeld zullen worden, maar de kroon des levens zullen ontvangen.
9Benaarstig u haastelijk tot mij te komen. ▼▼ haastelijk tot mij te komen Dat is, nog voor den winter, vs.21.
10Want Demas heeft mij verlaten, hebbende de tegenwoordige wereld liefgekregen, en is naar Thessalonica gereisd; Krescens naar Galatië, Titus naar Dalmatië. ▼
,
▼▼ wereld liefgekregen, Grieks eeuw; dat is, het gemak dezes levens zoekende, om arbeid en gevaar te ontgaan, of om zijn tijdelijke zaken te verzorgen; waaruit dan niet volgt, dat hij ganselijk van het geloof zou afgevallen zijn.
,
▼▼ Dalmátië Dit landschap is een deel van Illyricum, grenzende oostwaarts aan Macedonië, en west-en zuidwaarts aan de Adriatische zee.
11Lukas is alleen met mij. Neem Markus mede, en breng hem met u; want hij is mij zeer nut tot den dienst. ▼
,
▼
,
▼▼ tot den dienst Namelijk des Evangelies, en niet zozeer om mij in het bijzonder te dienen.
12Maar Tychikus heb ik naar Efeze gezonden. ▼
,
▼▼ naar Efeze gezonden Namelijk om die kerk in uwe plaats te verzorgen.
13Breng den reismantel mede, dien ik te Troas bij Karpus gelaten heb, als gij komt, en de boeken, inzonderheid de perkamenten. ▼▼ Breng den reismantel Grieks phelonen. Lat. penulam; welke een mantel was, om in het reizen te gebruiken tegen regen en koude. Sommigen verstaan daardoor een koffertje, om boeken in te leggen.
,
▼▼ de boeken, inzonderheid Namelijk der heilige Schrift, of andere, handelende van Gods woord.
,
▼▼ de perkamenten Grieks membranas; een Latijns woord, betekenende enige dunne vellen van beesten, toebereid om op te schrijven, bij ons genoemd perkamenten, omdat zij eerst in de stad Pergamos zijn gevonden en bereid.
14Alexander, de kopersmid, heeft mij veel kwaads betoond; de Heere vergelde hem naar zijn werken. ▼
,
▼▼ de kopersmid, heeft mij Of, koperslager.
,
▼▼ veel kwaads betoond; Namelijk met lasteren en de gezonde leer tegen te staan, gelijk verklaard wordt vs.15.
,
▼▼ de Heere vergelde Dit is geen vervloeking uit een wraakgierig hart voortgekomen, tegen de leer van Christus, Mat 5:44, en ook van Paulus zelf, Rom 12:14, maar ook profetische dreiging uit een Goddelijken ijver tot Gods eer en ingeven des Heiligen Geestes, van de straf die hem genakende was, daar hij zich betoonde gans onbekeerlijk en verhard te zijn. Zie dergelijke Neh 4:4, enz.; Psa 5:11.
15Van welken wacht gij u ook, want hij heeft onze woorden zeer tegengestaan. ▼▼ Van welken wacht gij Namelijk dat hij u ook dergelijk kwaad niet doe, of de gemeente geen schade doe.
16In mijn eerste verantwoording is niemand bij mij geweest, maar zij hebben mij allen verlaten. Het worde hun niet toegerekend. ▼▼ eerste verantwoording Namelijk gedaan voor den Keizer Nero.
,
▼▼ niemand Namelijk van mijn medehelpers in den dienst des Woords, of die mij plachten te volgen en vergezellen. Het schijnt dat hij Lukas uitzondert, vs.11. Indien Petrus toen te Rome zou geweest zijn, gelijk voorgegeven wordt, zo zou dat een grote schande voor hem geweest zijn, hetwelk niet gelofelijk is.
,
▼▼ bij mij geweest, Namelijk om mij met raad, voorspraak, getuigenis, of anderszins te helpen.
,
▼▼ verlaten Dat is, alleen gelaten, niet vergezeld.
,
▼ 17Maar de Heere heeft mij bijgestaan, en heeft mij bekrachtigd; opdat men door mij ten volle zou verzekerd zijn van de prediking, en alle heidenen dezelve zouden horen. En ik ben uit den muil des leeuws verlost. ▼▼ bijgestaan, en Namelijk met de genade zijns Geestes, gelijk hij beloofd heeft, Luk 21:14-15. Of, heeft gestaan bij mij, gelijk Act 27:23, en mij vertroost en versterkt.
,
▼▼ heeft mij bekrachtigd; Namelijk met wijsheid, voorzichtigheid en kloekmoedigheid.
,
▼▼ opdat men door mij Of, opdat door mij de prediking vervuld zou worden. Zie vs.5.
,
▼
,
▼▼ uit de muil des leeuws verlost Dat is, uit een groot en tegenwoordig gevaar des doods, gelijk daarin zijn degenen, die reeds in den muil en de kaken van een wreden leeuw zijn geraakt, Psa 22:22, en Psa 58:7. Anderen verstaan door den leeuw den keizer Nero, die om zijn wreedheid zo wordt genoemd, gelijk doorgaans de tirannen en vijanden der Kerk, Psa 35:17, en Psa 91:13; Pro 28:15; Jer 2:15, en Jer 4:7. Zo noemt Christus den koning Herodes om zijn loosheid een vos; Luk 13:32.
18En de Heere zal mij verlossen van alle boos werk, en bewaren tot Zijn hemels Koninkrijk; Denwelken zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen. ▼
,
▼▼ van alle boos werk, Dat is, van verzaking of krenking der waarheid en vertwijfeling aan zijn hulp.
,
▼▼ tot Zijn hemels Koninkrijk; Dat is, totdat hij het eindelijk zal geven.
,
▼▼ in alle eeuwigheid Grieks in eeuwigheden der eeuwigheden.
19Groet Priska en Aquila, en het huis van Onesiforus. ▼
,
▼ 20Erastus is te Korinthe gebleven; en Trofimus heb ik te Milete krank gelaten. ▼
,
▼
,
▼ 21Benaarstig u, om voor den winter te komen. U groet Eubulus, en Pudens, en Linus, en Klaudia, en al de broeders. 22De Heere Jezus Christus zij met uw geest. De genade zij met ulieden. Amen. De tweede brief aan Timotheüs, aangesteld als eerste opziener van de Gemeente van Efeze, werd uit Rome geschreven, toen Paulus voor de tweede keer voorgeleid werd voor Nero. ▼▼ met uwen geest Dat is, geve u zijne genade, voornamelijk naar de ziel.
,
▼▼ ulieden Dat is, niet alleen met u Timotheüs, maar ook met alle gelovigen te Efeze.
Copyright information for
DutSVVA