Acts 28
1En als zij ontkomen waren, toen verstonden zij, dat het eiland Melite heette. ▼▼ Melite heette Een eiland, tussen Afrika en Cicilië, nu Malta genoemd.
2En de barbaren bewezen ons geen gemene vriendelijkheid; want een groot vuur ontstoken hebbende, namen zij ons allen in, om den regen, die overkwam, en om de koude. ▼▼ de barbaren Alzo noemden de Grieken en Romeinen alle andere natiën, die van de hunne niet waren, vanwege hunne vreemde zeden en onbekende talen, die zij spraken; zie Rom 1:14 ; 1Co 14:11 , waarvan het schijnt dat nog hedendaags dat deel van Afrika, dat tegenover Cicilië en Maltha ligt, Barbarijë genaamd wordt.
,
▼▼ een groot vuur Grieks pyra; hetwelk betekent een hoop van hout, of andere stof, geschikt om te branden.
3En als Paulus een hoop rijzen bijeengeraapt en op het vuur gelegd had, kwam er een adder uit door de hitte, en vatte zijn hand. ▼▼ rijzen bijeengeraapt Het Griekse woord betekent eigenlijk droge wijngaardsranken en dergelijke takken, die lichtelijk branden.
,
▼ 4En als de barbaren het beest zagen aan zijn hand hangen, zeiden zij tot elkander: Deze mens is gewisselijk een doodslager, welken de wraak niet laat leven, daar hij uit de zee ontkomen is. ▼▼ beest zagen Grieks Therion; waardoor allerlei wilde beesten betekend worden, maar in bijzonder de beesten, die met bijten of steken hun venijn schieten en de mensen doden, gelijk deze slang. Van welk woord gemeend wordt, dat het tegengift, Theriaca genaamd, zijnen naam heeft, òf omdat het ook van het vlees dezer slangen gemaakt wordt, òf omdat het wederstaat het vergift van deze en dergelijke venijnige beesten.
,
▼▼ de wraak niet Of, de justitie; dat is de goddelijke rechtvaardigheid.
5 Maar hij schudde het beest af in het vuur, en leed niets kwaads. 6En zij verwachtten, dat hij zou opzwellen, of terstond dood nedervallen. Maar als zij lang gewacht hadden, en zagen, dat geen ongemak hem overkwam, werden zij veranderd, en zeiden, dat hij een god was. ▼▼ opzwellen, Of, ontsteken, ontbranden; namelijk door het vergift.
,
▼▼ geen ongemak Grieks niets ongerijmds, of, onvoegelijks.
,
▼ 7En hier, omtrent dezelfde plaats, had de voornaamste van het eiland, met name Publius, zijn landhoeven, die ons ontving, en drie dagen vriendelijk herbergde. ▼▼ de voornaamste Grieks de eerste.
,
▼▼ Publius, Deze naam is een Romeinse naam, waaruit sommigen menen dat hij stadhouder der Romeinen over dit eiland is geweest. Het blijkt altoos dat hij een machtig man is geweest, die twee honderd zes en zeventig mannen drie dagen lang heeft gespijzigd en geherbergd.
8En het geschiedde, dat de vader van Publius, met koortsen en den roden loop bevangen zijnde, te bed lag; tot denwelken Paulus inging, en als hij gebeden had, legde hij de handen op hem, en maakte hem gezond. 9Als dit dan geschied was, kwamen ook tot hem de anderen, die krankheden hadden in het eiland, en werden genezen. 10Die ons ook eerden met veel eer, en als wij vertrekken zouden, bestelden zij ons hetgeen van node was. ▼▼ van node was Namelijk tot onze verdere reis naar Italië.
11En na drie maanden voeren wij af in een schip van Alexandrië, dat in het eiland overwinterd had, hebbende tot een teken, Kastor en Pollux. ▼▼ na drie maanden Wat Paulus die drie maanden in Melite verder gedaan heeft, wordt hier niet beschreven; dan, het is zeker, dat hij aldaar ene gemeente heeft opgericht, die een van de standvastigste Christelijke gemeenten altijd is geweest, gelijk de kerkelijke geschiedenissen getuigen.
,
▼▼ tot een teken, Namelijk op het voorste of achterste van het schip, waarnaar het genaamd was, gelijk nog hedendaags de grote schepen hunne namen hebben van steden, landen, of personen, die hen zenden, of waar zij uitvaren, om die van de andere te onderscheiden.
,
▼▼ Kastor en Pollux Grieks Dioscourois; dat is, Jupiters zonen. Dit waren twee heidense afgoden, of sterren, alzo genaamd, van welker teken dit schip zijnen naam heeft gehad, omdat het van dezelve te beter bewaard zou worden, gelijk zij meenden; en als nog hedendaags de namen van verstorven heiligen, tot dienzelven einde, van sommigen den schepen gegeven worden.
12En als wij te Syrakuse aangekomen waren, bleven wij aldaar drie dagen; ▼▼ Syracuse De hoofdstad van Cicilië, tegen de zee gelegen.
13Van waar wij omvoeren, en kwamen aan te Regium; en alzo, na een dag, de wind zuid werd, kwamen wij den tweeden dag te Puteoli; ▼▼ omvoeren, Namelijk om den hoek van het eiland van Cicilië naar Italië.
,
▼▼ Regium; Een zeer bekende stad en haven van Italië, tegenover Cicilië; alzo genaamd, gelijk vele ouden menen, omdat Cicilië met dien hoek aan Italië eertijds vast is geweest, en door grote stormen en watervloeden in deze engte van elkanders is gescheurd.
,
▼▼ Puteoli; Eene stad in Campanië, aan de zee gelegen, niet ver van Napels, waar zij langs de kust van Italië zeilende aankwamen; vanwaar een zeer bekwame en gebaande weg was, om te land naar Rome te reizen.
14Alwaar wij broeders vonden, en werden gebeden, zeven dagen bij hen te blijven; en alzo gingen wij naar Rome. ▼▼ broeders vonden, Dat is, Christenen.
,
▼ 15En vandaar kwamen de broeders, van onze zaken gehoord hebbende, ons tegemoet tot Appiusmarkt, en de drie tabernen; welke Paulus ziende, dankte hij God en greep moed. ▼▼ vandaar kwamen Namelijk van Rome.
,
▼▼ de broeders, Dat is, enigen uit de Christelijke gemeente, die daar alrede was eer Paulus daar kwam, gelijk ook blijkt uit den brief van Paulus aan de Romeinen tevoren geschreven. Van wie dien u opgericht is, zegt de Schrift nergens, dan dat op den pinksterdag te Jeruzalem ook geweest zijn uitlandse Romeinen; Act 2:10 .
,
▼▼ Appiusmarkt, Eene plaats in Setinervelt, omtrent zestien uren gaans van Rome, alzo genaamd naar enen Appius Claudius, die van Rome af tot daartoe een gestraten weg in zijn leven had doen maken.
,
▼▼ drie tabernen; Een stadje, omtrent vijf of zes uren gaans nader Rome, op denzelfden weg gelegen; alzo dat sommigen der broederen aldaar Paulus verwachtten, andere nog verder tot Appiusmarkt toe, hem tegemoet gegaan waren.
,
▼▼ greep moed Namelijk ziende zo goeden ijver van zovele Christenen, bij wie hij hulp en troost in deze zijne gevangenschap zou vinden.
16En toen wij te Rome gekomen waren, gaf de hoofdman de gevangenen over aan den overste des legers; maar aan Paulus werd toegelaten op zichzelven te wonen met den krijgsknecht, die hem bewaarde. ▼▼ overste des Deze schijnt geweest te zijn de overste van de garde des keizers, welke niet alleen in het paleis des keizers de wacht hielden, maar ook aan de ene zijde van de stad enige duizenden sterk in een gesterkte plaats lagen, om den keizer in alle voorvallende zwarigheden altijd ten dienste te zijn. De Latijnen noemen hem praefectum praetorio.
,
▼▼ op zichzelven Namelijk in een eigen gehuurde woning. Zie vs.30. Deze vrijheid schijnt hij van dezen overste verkregen te hebben, om de goede berichten door Julius aan hem gedaan, doch zonder twijfel door Gods zonderlinge voorzienigheid, opdat Paulus alzo het Evangelie te beter zou mogen verbreiden, en een ieder toegang tot hem mocht hebben. Zie vs.30,31.
,
▼ 17En het geschiedde na drie dagen dat Paulus samenriep degenen, die de voornaamsten der Joden waren. En als zij samengekomen waren, zeide hij tot hen: Mannen broeders, ik, die niets gedaan heb tegen het volk of de vaderlijke gewoonten, ben gebonden uit Jeruzalem overgeleverd in de handen der Romeinen; ▼▼ na drie dagen Namelijk als hij vermoeid zijnde van de reis wat tijds gerust had.
,
▼▼ samenriep degenen, Namelijk omdat hij gevangen zijnde in hunne synagoge niet kon gaan.
18Dewelken, mij onderzocht hebbende, wilden mij loslaten, omdat geen schuld des doods in mij was. 19Maar als de Joden zulks tegenspraken, werd ik genoodzaakt mij op den keizer te beroepen; doch niet, alsof ik iets had, mijn volk te beschuldigen. ▼▼ iets had, mijn Namelijk voorgenomen of besloten. Want hoewel Paulus oorzaak genoeg had om de Joden over hun geweld en onrechtvaardigheid te beschuldigen, nochtans toont hij hiermede voor de Joden dat hij zulk voornemen niet had, maar alleen zichzelven behoorlijk te verdedigen.
20Om deze oorzaak dan heb ik u bij mij geroepen, om u te zien en aan te spreken; want vanwege de hope Israëls ben ik met deze keten omvangen. ▼▼ de hope Israëls Dat is, de hoop der eeuwige zaligheid, door den Messias aan het volk Israëls beloofd.
21Maar zij zeiden tot hem: Wij hebben noch brieven u aangaande van Judea ontvangen; noch iemand van de broeders, hier gekomen zijnde, heeft van u iets kwaads geboodschapt of gesproken. ▼▼ geboodschapt Hetwelk een teken is dat de overste der Joden te Jeruzalem niet zeer gezorgd heeft hoe het met de Joden ging, die buiten het Joodse land woonden, als zij maar hunne rust en aanzien in hun land mochten behouden.
22Maar wij begeren wel van u te horen, wat gij gevoelt; want wat deze sekte aangaat, ons is bekend, dat zij overal tegengesproken wordt. ▼
,
▼ 23En als zij hem een dag gesteld hadden, kwamen er velen tot hem in zijn woonplaats; denwelken hij het Koninkrijk Gods uitlegde, en betuigde, en poogde hen te bewegen tot het geloof in Jezus, beide uit de wet van Mozes en de profeten, van des morgens vroeg tot den avond toe. ▼▼ woonplaats; Namelijk die hij gehuurd had, vs.16, 30.
,
▼▼ het Koninkrijk Dat is, de oprichting van het koninkrijk Gods door den beloofden Messias.
,
▼
,
▼▼ tot het geloof Grieks tot de zaken van Jezus, of Jezus aangaande.
24En sommigen geloofden wel, hetgeen gezegd werd, maar sommigen geloofden niet. 25En tegen elkander oneens zijnde, scheidden zij; als Paulus dit ene woord gezegd had, namelijk: Wel heeft de Heilige Geest gesproken door Jesaja, den profeet, tot onze vaderen, ▼▼ scheidden zij; Of, zij worden van hem gelaten; namelijk met een voornemen van de hardnekkigen bij zich niet meer te roepen, ten ware zij zich beter bedachten.
,
▼▼ dit ene woord Dat is, rede, of waarschuwing; want met deze volgende waarschuwing liet hij hen gaan, om hen dezen prikkel in hun hart te laten, of zij zich daarna mochten bedenken en bekeren.
,
▼▼ de Heilige Geest Die Isa 6:9 deze woorden spreekt, is de Heere der heerlijkheid, gezeten op zijnen troon, omringd zijnde van zijne engelen. Waaruit blijkt dat dan de Heilige Geest deze zelfde Heere der heerlijkheid is; gelijk ook van den Zoon Gods ditzelfde betuigd wordt; Joh 12:41 . Zo zijn dan de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, zoveel het wezen aangaat, een enig God, hoewel in personen onderscheiden.
26Zeggende: Ga heen tot dit volk, en zeg: Met het gehoor zult gij horen, en geenszins verstaan; en ziende zult gij zien, en geenszins bemerken. ▼ 27Want het hart dezes volks is dik geworden, en met de oren hebben zij zwaarlijk gehoord, en hun ogen hebben zij toegedaan; opdat zij niet te eniger tijd met de ogen zouden zien, en met de oren horen, en met het hart verstaan, en zij zich bekeren, en Ik hen geneze. ▼▼ dik geworden, Of, vet.
28Het zij u dan bekend, dat de zaligheid Gods den heidenen gezonden is, en dezelve zullen horen. ▼
,
▼ 29En als hij dit gezegd had, gingen de Joden weg, veel twisting hebbende onder elkander. ▼▼ twisting hebbenden Of, geschil; te weten degenen, die Paulus geloofden, tegen degenen, die niet geloofden, vs.24.
30En Paulus bleef twee gehele jaren in zijn eigen gehuurde woning; en ontving allen, die tot hem kwamen ; 31Predikende het Koninkrijk Gods, en lerende van den Heere Jezus Christus met alle vrijmoedigheid, onverhinderd. ▼▼ lerende van Grieks lerende de zaken van den Heere Jezus Christus, of aangaande den Heere Jezus Christus. Dit laatste verklaart het eerste. Want de leer van de oprichting des koninkrijks Gods is de leer van Christus, waarom die ook het Woord en het Evangelie des koninkrijks genaamd wordt; Mat 4:23 , en Mat 13:19 .
,
▼▼ met alle vrijmoedigheid, Namelijk niettegenstaande zijne gevangenschap en het gevaar, dat hem daardoor bij den keizer mocht ontstaan.
,
▼▼ onverhinderd Namelijk God de zaak alzo besturende, dat hem hierin geen beletsel van des keizers wege deze twee jaren werd gedaan. Doch daarna is hij van den keizer Nero hierover te Rome ter dood veroordeeld, gelijk de oude kerkelijke geschiedenissen getuigen, Euseb. lib.2, cap.26, en hij zelf voorzegt 2Ti 4:6 . Zie hiervan ook de aantekeningen Phi 1:25 .
Copyright information for
DutSVVA