Acts 4
1En terwijl zij tot het volk spraken, kwamen daarover tot hen de priesters, en de hoofdman des tempels, en de Sadduceën; ▼▼ de hoofdman Dat is, de overste der Romeinse soldaten, die de wacht hielden voor den tempel, om te verhoeden dat onder de grote menigte des volks, dagelijks tot den tempel komende, ongemak zou ontstaan. Zie Mat 27:65 ; Luk 22:4 , Luk 22:52 ; Act 5:24-26 .
,
▼ 2Zeer ontevreden zijnde, omdat zij het volk leerden, en verkondigden in Jezus de opstanding uit de doden. ▼ 3En zij sloegen de handen aan hen, en zetten ze in bewaring tot den anderen dag; want het was nu avond. ▼▼ in bewaring Namelijk van enige krijgsknechten of andere dienaars, zonder hen nog, zo het schijnt, in de gevangenis te werpen.
4En velen van degenen, die het woord gehoord hadden, geloofden; en het getal der mannen werd omtrent vijf duizend. ▼
,
▼▼ geloofden; Namelijk dat Jezus de Nazarener de ware Messias en hun Zaligmaker was.
,
▼ 5En het geschiedde des anderen daags, dat hun oversten en ouderlingen en Schriftgeleerden te Jeruzalem vergaderden; ▼▼ oversten Deze schijnen geweest te zijn de voornaamste hoofden van den groten Raad, Sanhedrin genaamd, bestaande niet alleen uit priesters, maar ook uit andere voornaamsten des volks, voornamelijk uit schriftgeleerden of wetgeleerden. Zie vs.15.
,
▼▼ te Jeruzalem Namelijk zijnde, of uit andere plaatsen te Jeruzalem ontboden zijnde.
6En Annas, de hogepriester, en Kajafas, en Johannes, en Alexander, en zovele er van het hogepriesterlijk geslacht waren. ▼
,
▼▼ Johannes, Deze was een van de vijf zonen van Annas, anderszins ook Janathas genaamd. Zie JosEf. de bell.,lib2,cap.25.
,
▼▼ Alexander, Sommige menen dat deze zou zijn die Alexander, van wien Josefus gewag maakt, Antiq. lib. 20, cap.3, omdat hij ook van Joodse afkomst was; doch alzo dezelve stadhouder van Judea was, zo is het niet waarschijnlijk dat hij hogepriester is geweest.
,
▼ 7En als zij hen in het midden gesteld hadden, vraagden zij: Door wat kracht, of door wat naam hebt gijlieden dit gedaan? ▼▼ hen in het Namelijk Petrus en Johannes.
,
▼▼ naam hebt Dat is, door wiens gezag of bevel.
8Toen zeide Petrus, vervuld zijnde met den Heiligen Geest, tot hen: Gij oversten des volks, en gij ouderlingen van Israël! ▼▼ vervuld zijnde Namelijk met een bijzondere drijving en beweging des Heiligen Geestes.
,
▼▼ gij ouderlingen Van deze ouderlingen zie de aantekeningen vs.5.
9Alzo wij heden rechterlijk onderzocht worden over de weldaad aan een krank mens geschied, waardoor hij gezond geworden is; ▼▼ Alzo wij heden Grieks indien, of zo.
,
▼▼ rechterlijk Of, terechtgesteld, gerecht, geoordeeld worden.
,
▼▼ gezond geworden is; Grieks behouden is geworden.
10Zo zij u allen kennelijk, en het ganse volk Israël, dat door den Naam van Jezus Christus, den Nazarener, Dien gij gekruist hebt, Welken God van de doden heeft opgewekt, door Hem, zeg ik, staat deze hier voor u gezond. ▼
,
▼ 11Deze is de Steen, Die van u, de bouwlieden, veracht is, Welke tot een hoofd des hoeks geworden is. ▼▼ Deze is de Namelijk Jezus de Nazarener.
,
▼▼ de bouwlieden, Dat is, van u, die gesteld zijt om de gemeente met de zaligmakende leer van den waren Messias te stichten.
,
▼▼ veracht is, Grieks vernietigd; dat is als niet geacht is, of verworpen.
,
▼ 12En de zaligheid is in geen Anderen; want er is ook onder den hemel geen andere Naam, Die onder de mensen gegeven is, door Welken wij moeten zalig worden. ▼▼ in geen Anderen; Dat is, door geen ander.
,
▼▼ onder den hemel Dat is, nergens in de gehele wereld.
,
▼▼ Naam, Die Dat is, niemand anders, geen ander persoon.
,
▼▼ onder de mensen Grieks in de mensen; dat is, onder de mensen.
,
▼
,
▼▼ door Welken Grieks in welken.
13Zij nu, ziende de vrijmoedigheid van Petrus en Johannes, en vernemende, dat zij ongeleerde en slechte mensen waren, verwonderden zich, en kenden hen, dat zij met Jezus geweest waren. ▼▼ ongeleerde en Grieks ongeletterde; die in de scholen niet gestudeerd hadden.
,
▼▼ slechte mensen Grieks idiotai; zo worden genaamd gemene lieden, die alleen hun eigen moedertaal spreken, die geen geleerdheid of gezag in den staat of de kerk hebben; 1Co 14:16 , 1Co 14:23-24 ; 2Co 11:6 .
14En ziende den mens bij hen staan, die genezen was, hadden zij niets daartegen te zeggen. ▼▼ staan, die Namelijk op zijne voeten, overeind, hetwelk hij tevoren niet had kunnen doen.
15En hun geboden hebbende uit te gaan buiten den raad, overlegden zij met elkander, ▼▼ uit te gaan Grieks weg te gaan; hetwelk niet moet verstaan worden dat zij geheel ontslagen werden om te mogen heengaan, maar dat zij uit den Raad geleid werden.
16Zeggende: Wat zullen wij dezen mensen doen? Want dat er een bekend teken door hen geschied is, is openbaar aan allen, die te Jeruzalem wonen, en wij kunnen het niet loochenen. ▼▼ een bekend teken Namelijk de wonderbare genezing van dezen kreupele.
17Maar opdat het niet meer en meer onder het volk verspreid worde, laat ons hen scherpelijk dreigen, dat zij niet meer tot enig mens in dezen Naam spreken. ▼▼ scherpelijk dreigen, Grieks met dreiging dreigen. Hebreën.
,
▼▼ in dezen Naam Of, van dezen naam; dat is van dezen Jezus.
18En als zij hen geroepen hadden, zeiden zij hun aan, dat zij ganselijk niet zouden spreken, noch leren, in den Naam van Jezus. ▼▼ zeiden zij hun Dat is, geboden hun.
,
▼▼ ganselijk niet Namelijk noch van Hem prediken, noch Hem aanroepen, noch in Zijnen naam wonderen doen.
19Maar Petrus en Johannes, antwoordende, zeiden tot hen: Oordeelt gij, of het recht is voor God, ulieden meer te horen dan God. ▼▼ voor God, Dat is, voor het aangezicht Gods; in Gods tegenwoordigheid, die alles weet en oordeelt.
20Want wij kunnen niet laten te spreken, hetgeen wij gezien en gehoord hebben. ▼▼ kunnen niet Namelijk alzo wij van God daartoe geroepen zijn om te getuigen hetgeen wij van Jezus Christus gehoord en gezien hebben.
21Maar zij dreigden hen nog meer, en lieten ze gaan, niets vindende, hoe zij hen straffen zouden, om des volks wil; want zij verheerlijkten allen God over hetgeen er geschied was. ▼▼ hoe zij hen Dat is, onder wat voorwendsel of schijn van recht.
,
▼▼ om des volks Dat is, uit vrees dat het volk tegen hen zou oproerig worden.
22Want de mens was meer dan veertig jaren oud, aan welken dit teken der genezing geschied was. ▼▼ meer dan En dienvolgens een geloofwaardig en bekend man; en die ook zwaarder om te genezen was, zovele jaren kreupel geweest zijnde.
23En zij, losgelaten zijnde, kwamen tot de hunnen, en verkondigden al wat de overpriesters en de ouderlingen tot hen gezegd hadden. ▼▼ tot de hunnen, Namelijk tot de andere apostelen, vs.29-31.
24En als dezen dat hoorden, hieven zij eendrachtelijk hun stem op tot God, en zeiden: Heere! Gij zijt de God, Die gemaakt hebt den hemel, en de aarde, en de zee, en alle dingen, die in dezelve zijn. ▼ 25Die door den mond van David Uw knecht, gezegd hebt: Waarom woeden de heidenen, en hebben de volken ijdele dingen bedacht? ▼▼ Uw knecht, Of, van uw kind. Zie vs.27.
,
▼▼ woeden de Grieks briesen; gelijk de moedige paarden als zij ten strijde gaan.
26De koningen der aarde zijn te zamen opgestaan, en de oversten zijn bijeenvergaderd tegen den Heere, en tegen Zijn Gezalfde. 27Want in der waarheid zijn vergaderd tegen Uw heilig Kind Jezus, Welken Gij gezalfd hebt, beiden Herodes en Pontius Pilatus, met de heidenen en de volken Israëls; ▼▼ in der waarheid Dat is, openbaarlijk en kennelijk.
,
▼
,
▼▼ gezalfd hebt, Namelijk met den Heiligen Geest tot den oppersten priester, profeet en koning der gemeente.
,
▼ 28Om te doen al wat Uw hand en Uw raad te voren bepaald had, dat geschieden zou. ▼▼ Om te doen Dit moet verstaan worden niet ten aanzien van hun voornemen, alsof zij den raad Gods zouden voorgenomen hebben uit te voeren, maar ten aanzien van de uitkomst der zaak, die zo uitgevallen is, gelijk God in Zijnen raad besloten had.
,
▼▼ hand en Uw Dat is, Gij zelf, naar uwe macht en wijze besturing.
,
▼ 29En nu dan, Heere, zie op hun dreigingen, en geef Uw dienstknechten met alle vrijmoedigheid Uw woord te spreken; ▼▼ zie op hun Namelijk van den hemel, vanwaar Gij alle dingen regeert.
,
▼ 30Daarin, dat Gij Uw hand uitstrekt tot genezing, en dat tekenen en wonderen geschieden door den Naam van Uw heilig Kind Jezus. ▼▼ Uw hand uitstrekt Dat is, uwe kracht.
,
▼▼ genezing, en Namelijk wonderbare.
,
▼▼ Kind Jezus Zie vs.27.
31En als zij gebeden hadden, werd de plaats, in welke zij vergaderd waren, bewogen. En zij werden allen vervuld met den Heiligen Geest, en spraken het Woord Gods met vrijmoedigheid. ▼▼ zij gebeden hadden, Namelijk de apostelen, door welken dit gebed gedaan was.
,
▼▼ bewogen Het Griekse woord betekent eigenlijk op en neder bewogen worden, gelijk de baren van de zee. Met dit wonderteken toonde God dat hun gebed verhoord was.
,
▼▼ vervuld met den Zie vs.8, om het Evangelie vrijmoedig midden in de vervolging te prediken.
32En de menigte van degenen, die geloofden, was een hart en een ziel; en niemand zeide, dat iets van hetgeen hij had, zijn eigen ware, maar alle dingen waren hun gemeen. ▼▼ een hart en Dat is, zeer grote enigheid, zo in de leer en in het gevoelen, als in de gemoederen en toegenegenheid tot elkander in liefde en vrede.
,
▼ 33En de apostelen gaven met grote kracht getuigenis van de opstanding van den Heere Jezus; en er was grote genade over hen allen. ▼
,
▼▼ genade over Dat is, gunst en aangenaamheid bij het volk, hetwelk van hen als van heilige en godzalige lieden veel hield.
34Want er was ook niemand onder hen, die gebrek had; want zovelen als er bezitters waren van landen of huizen, die verkochten zij, en brachten den prijs der verkochte goederen, en legden dien aan de voeten der apostelen. ▼▼ aan de voeten Namelijk om van hen uitgedeeld te worden aan de armen, naar eens ieders nood, vs.35.
35En aan een iegelijk werd uitgedeeld, naar dat elk van node had. 36En Joses, van de apostelen toegenaamd Barnabas ( hetwelk is, overgezet zijnde, een zoon der vertroosting), een Leviet, van geboorte uit Cyprus, ▼▼ Joses, van Anders, Jozef.
,
▼▼ der vertroosting), Of, der vermaning; vanwege de bijzondere gaven, die hij had, om de mensen uit Gods Woord te troosten en te vermanen. Zie Act 11:22-24 .
,
▼▼ een Leviet, Of, een Leviet van geboorte, geslacht, of uitkomst uit Cyprus.
,
▼ 37Alzo hij een akker had, verkocht dien, en bracht het geld, en legde het aan de voeten der apostelen. ▼▼ het geld, en Namelijk dat hij gemaakt had en den verkochten akker.
Copyright information for
DutSVVA